Anbi; financiering projecten over zelf gekozen levenseinde dient algemeen belang
Rechtbank Gelderland, 20 februari 2025
Samenvatting
X (belanghebbende) werft fondsen en financiert daarmee projecten over verschillende aspecten van een zelf gekozen levenseinde.
Bij beschikking van 4 juli 2022 heeft de Inspecteur X vanaf 25 juni 2019 niet meer aangemerkt als een anbi.
Tussen partijen is niet in geschil dat X met haar statutaire doelstelling het algemeen belang beoogt. Wel is in geschil of X met haar feitelijke werkzaamheden het algemeen belang dient.
De feitelijke werkzaamheden bestaan uit het werven van fondsen en het financieren en uitvoeren van projecten in het kader van vier activiteitenvelden. Rechtbank Gelderland is van oordeel dat X met de financiering van de meeste projecten rechtstreeks het algemeen belang dient en niet een particulier belang. Zij oordeelt dat de anbi-beschikking ten onrechte is ingetrokken. Het standpunt van X over het gelijkheidsbeginsel hoeft dan niet te worden behandeld.
BRON
Uitspraak van de meervoudige belastingkamer van in de zaak tussen
belanghebbende (voorheen belanghebbende]), uit plaats, belanghebbende (gemachtigde: naam gemachtigde),
en
de inspecteur van de belastingdienst, kantoor Eindhoven, de inspecteur.
Inleiding
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 23 mei 2023.
De inspecteur heeft bij beschikking van 4 juli 2022 de beschikking tot aanwijzing als algemeen nut beogende instelling (anbi) van belanghebbende ingetrokken met terugwerkende kracht tot 25 juni 2019.
De inspecteur heeft het daartegen gerichte bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.
De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend en de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd.
De rechtbank heeft het beroep op 3 december 2024 op zitting behandeld. Namens belanghebbende zijn verschenen [persoon A], bijgestaan door de gemachtigde en [persoon B]. Namens de inspecteur zijn verschenen [persoon C], [persoon D] en [persoon E].
Feiten
1. Op 19 december 2018 hebben [belanghebbende] en [bedrijf] een samenwerkingsovereenkomst gesloten. In de samenwerkingsovereenkomst is onder meer het volgende opgenomen:
2. Belanghebbende is opgericht op [datum] 2019. De oprichters van belanghebbende zijn [persoon F], [persoon G] en [persoon A], die tevens de eerste bestuurders zijn. Per 15 en 16 december 2022 zijn respectievelijk [persoon H] en [persoon I] ook bestuurder van belanghebbende. In de statuten van belanghebbende is onder meer het volgende opgenomen:
3. Bij brief van 24 juni 2019 heeft belanghebbende een aanvraag gedaan om te worden aangemerkt als een anbi.
4. Bij beschikking van 2 augustus 2019 heeft de inspecteur belanghebbende met ingang van 25 juni 2019 als een anbi aangemerkt (de anbi-beschikking).
5. Op 11 november 2019 hebben belanghebbende en [bedrijf] een verwerkingsovereenkomst gesloten. Daarin zijn afspraken gemaakt over de verwerking van persoonsgegevens.
6. Op 19 maart 2021 heeft belanghebbende een beleidsplan vastgesteld voor de periode 2021-2023. Daarin is onder meer het volgende opgenomen:
7. In het beleidsplan zijn verder de volgende vier activiteitenvelden vermeld:
- Het [bedrijf] Proces
- Maatschappelijke dialoog
- Regie over een menselijk levenseinde
- Onderzoek
8. Belanghebbende heeft in 2021 en 2022 uitgaven gedaan ten behoeve van diverse projecten. Het gaat om de volgende projecten:
Project Bedrag
Smartwatch € 4.525
Coronaonderzoek € 9.885
Vooronderzoek leerstoel € 11.495
Projectmedewerker onderzoek € 24.805
Boeklancering [naam] € 3.135
Dementie en levenseinde € 26.136
Proces tegen de Staat € 183.960
Manifest campagne € 157.442
Essaybundel € 17.131
Jubileumboek € 9.600
Maatschappelijke dialoog € 61.800
Social Media campagne € 18.593
Opinieonderzoek € 20.595
Proeftuin laatstewilmiddel € 14.000
Vertaling vonnis € 8.480
9. [bedrijf] heeft een aanvraag voor financiering bij belanghebbende ingediend voor het project ‘Smartwatch’. Het project betreft de ontwikkeling van een smartwatch dat een signaal afgeeft nadat mensen die in eigen regie wensen te overlijden, zijn overleden en dat reanimatie in de openbare ruimte beoogt te voorkomen. Het doel is er volgens [bedrijf] in gelegen te voorkomen dat een persoon tegen zijn wil wordt gereanimeerd of onnodig lang moet wachten voordat hij als overleden wordt opgemerkt en gevonden. In de aanvraag is ook vermeld dat het product past binnen de doelstelling van de [bedrijf] en dat het product is bedoeld ten behoeve van alle leden.
10. In een onderzoeksvoorstel voor het project ’Coronaonderzoek’ is onder meer het volgende vermeld:
11. In het rapport over het Coronaonderzoek is onder meer vermeld:
12. [bedrijf] heeft een aanvraag bij belanghebbende ingediend voor de financiering van het project ‘Procederen tegen de Staat’. In de aanvraag is beschreven dat [bedrijf] een civielrechtelijke procedure tegen de Staat wenst te starten om een uitspraak te krijgen over de wenselijkheid om de belemmeringen voor particulieren op te heffen om aan middelen te kunnen komen die het mogelijk maken het leven in eigen regie te kunnen beëindigen. De Staat is gedagvaard door [bedrijf] als collectief en door 29 individuele leden van [bedrijf]. Bij tussenvonnis van 22 juni 2022 heeft Rechtbank Den Haag geoordeeld dat [bedrijf] ontvankelijk is in de door haar ingestelde collectieve actie en Rechtbank Den Haag heeft [bedrijf] aangewezen als exclusieve belangenbehartiger als bedoeld in artikel 1018c van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Bij tussenvonnis van 24 augustus 2022 heeft Rechtbank Den Haag een oordeel gegeven hoe uitvoering te geven aan de voorschriften genoemd in artikel 1018f van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. In het eindvonnis van 14 december 2022 heeft Rechtbank Den Haag de individuele leden van [bedrijf] niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen, omdat [bedrijf] de collectieve belangen behartigde in de procedure. Daarnaast heeft Rechtbank Den Haag geoordeeld dat de Staat niet onrechtmatig heeft gehandeld en de overige vorderingen van [bedrijf] niet-ontvankelijk verklaard.
13. [bedrijf] heeft een aanvraag voor financiering bij belanghebbende ingediend voor het project ’Manifest campagne’. In de aanvraag is onder meer het volgende opgenomen ten aanzien van de doelstellingen van het project:
14. In een e-mail van 10 april 2022 tussen belanghebbende en [bedrijf] over het project ‘Manifest campagne’ is onder meer het volgende opgenomen:
15. [bedrijf] heeft een aanvraag voor financiering bij belanghebbende ingediend voor het project ‘Maatschappelijke dialoog’. In de aanvraag is beschreven dat het doel van het project is mensen aan het denken te zetten over een menselijke dood en de mogelijke zelfbeschikking. Hiervoor zijn diverse dialoogsessies opgezet.
16. [bedrijf] heeft een aanvraag voor financiering bij belanghebbende ingediend voor het project ‘Sociale media campagne’. In de aanvraag is onder meer het volgende opgenomen:
17. In het bestuursverslag 2022 van belanghebbende is onder meer het volgende vermeld:
18. In de jaarrekeningen van belanghebbende voor de boekjaren 2019/2020, 2021 en 2022 zijn bij de baten en lasten de volgende bedragen vermeld:
2019/2020 |
2021 |
2022 |
|
Baten van particulieren |
€ 404.250 |
€ 735.967 |
€ 571.447 |
Lasten besteed aan doelstellingen |
€ 4.945 |
€ 311.673 |
€ 414.531 |
Wervingskosten |
€ 164.641 |
€ 33.963 |
€ 60.885 |
Kosten beheer en administratie |
€ 18.033 |
€ 36.303 |
€ 317.510 |
Saldo baten en lasten |
€ 216.631 |
€ 354.028 |
€ -221.479 |
19. In de jaarrekeningen zijn (onder meer) bestemmingsreserves gevormd voor de activiteitenvelden zoals opgenomen in het beleidsplan.
20. Bij brief van 10 september 2021 heeft de inspecteur verzocht om nadere informatie om te beoordelen of belanghebbende aan de voorwaarden voor een anbi-status voldoet. Daarna hebben partijen over en weer gecorrespondeerd.
21. Bij brief van 15 december 2021 heeft de inspecteur zijn voornemen om de anbi-beschikking met terugwerkende kracht in te trekken aan belanghebbende medegedeeld. In deze brief heeft de inspecteur zich op het standpunt gesteld dat de feitelijke werkzaamheden niet overeenkomen met de statutaire doelstellingen, dat belanghebbende en [bedrijf] zijn te beschouwen als één organisatie die alleen juridisch van elkaar zijn gescheiden en dat belanghebbende met haar feitelijke werkzaamheden is aan te merken als een organisatie die als activiteit heeft de ondersteuning van [bedrijf].
22. Bij brief van 16 februari 2022 heeft de inspecteur verzocht om nadere informatie.
23. Bij brief van 15 juni 2022 heeft de inspecteur medegedeeld dat de anbi-beschikking met terugwerkende kracht tot 25 juni 2019 wordt ingetrokken. Hij heeft daarbij het standpunt ingenomen dat belanghebbende is aan te merken als een steunstichting in de zin van artikel 5b, derde lid, letter m, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) en dat belanghebbende alle kenmerken heeft van een steunstichting en met name een organisatie die geen anbi is ondersteunt.
24. Bij beschikking van 4 juli 2022 heeft de inspecteur belanghebbende vanaf 25 juni 2019 niet meer aangemerkt als een anbi.
Beoordeling door de rechtbank
25. De rechtbank beoordeelt of de inspecteur de anbi-beschikking terecht heeft ingetrokken. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende.
26. In geschil is of uit de feitelijke werkzaamheden van de instelling blijkt dat de instelling uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het algemeen belang dient. Niet in geschil is dat aan de overige voorwaarden voor de anbi-status is voldaan. Ook doet belanghebbende een beroep op het gelijkheidsbeginsel.
27. De rechtbank komt tot het oordeel dat de anbi-beschikking van belanghebbende ten onrechte is ingetrokken. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Rechtskader
28. Een algemeen nut beogende instelling (anbi) is een instelling die:
- uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het algemeen nut beoogt;
- haar gegevens op elektronische wijze via internet openbaar maakt;
- voldoet aan bij ministeriële regeling te stellen voorwaarden;
- gevestigd is in het Koninkrijk, in een andere lidstaat van de Europese Unie of in een bij ministeriële regeling aangewezen staat, en
- door de inspecteur als zodanig is aangemerkt.
29. Bepaalde rechtsvormen, zoals een coöperatie, kunnen geen anbi zijn.
30. In de artikelen 1a en 1b van de Uitvoeringsregeling AWR 1994 (de uitvoeringsregeling) zijn nadere voorwaarden opgenomen. Een voorwaarde die is opgenomen in de uitvoeringsregeling is dat uit de regelgeving en de feitelijke werkzaamheden van de instelling blijkt dat de instelling uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het algemeen belang dient. Met de term ‘blijken’ is niet bedoeld een zwaardere bewijslast op te leggen.
31. Om te kunnen aannemen dat met de ontplooide werkzaamheden uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het algemeen nut is beoogd, moet in de eerste plaats kunnen worden vastgesteld dat die werkzaamheden rechtstreeks erop zijn gericht enig algemeen belang te dienen. Daarbij moet niet slechts worden gelet op de statutaire doelstelling van de instelling, maar ook op haar feitelijke werkzaamheden.
32. Daarnaast wordt verlangd dat het beoogde doel voor meer dan 90 percent ten bate van het algemeen belang strekt, en niet ten bate van een particulier belang. Hierin ligt besloten de eis dat de desbetreffende instelling haar werkzaamheden richt op het dienen van voldoende concreet bepaalde doelen die uitsluitend of nagenoeg uitsluitend tot het algemeen nut kunnen worden gerekend.
33. Het 90%-criterium is geen inkomenscriterium, maar een uitgavencriterium. In de parlementaire geschiedenis is daarover het volgende opgemerkt:
Het 90%-criterium is expliciet geen inkomenscriterium. Doelen die als algemeen nuttig worden aangemerkt, worden in dit wetsvoorstel wettelijk verankerd. Het 90%-criterium houdt in dat een instelling (nagenoeg) geheel een algemeen nuttig belang moet dienen, dit in tegenstelling tot een particulier belang dat kan worden gediend. De wijze waarop kan worden nagegaan of dit in voldoende mate gebeurt, hangt samen met het specifieke doel dat wordt beoogd. De nadruk zal hierbij met ingang van 2012 op de uitgaven liggen, op de bestedingen van een instelling. Indien met de uitgaven van een instelling (nagenoeg) geheel een algemeen belang wordt gediend, wordt in de regel voldaan aan het 90%-criterium. Indien een instelling niet een algemeen nuttig doel nastreeft door bepaalde financiële uitkeringen te doen, maar dit doet in de vorm van activiteiten, zoals een theater, een museum of een weeshuis, ligt bij het 90%-criterium de nadruk op de toets of meer dan 90% van de uitgaven worden gedaan ten behoeve van deze activiteiten.
34. Artikel 5b, zevende lid, van de AWR voorziet in de mogelijkheid om een anbi-beschikking met terugwerkende kracht in te trekken. Dit is alleen anders indien de algemene beginselen van behoorlijk bestuur hieraan in de weg staan.
Inhoudelijke toetsing
35. Belanghebbende heeft zich op het standpunt gesteld dat de anbi-beschikking ten onrechte is ingetrokken. Zij heeft daarvoor aangevoerd dat de projecten passen binnen de statutaire doelstelling van belanghebbende en dat de projecten rechtstreeks erop gericht zijn het algemeen belang te dienen.
36. De inspecteur heeft zich op het standpunt gesteld dat belanghebbende met haar activiteiten rechtstreeks en primair [bedrijf] heeft gesteund en daarmee niet rechtstreeks en primair het algemeen nut heeft beoogd. Omdat [bedrijf] niet de anbi-status heeft en daarvoor ook niet in aanmerking komt, is sprake van het steunen van een niet-anbi.
37. De rechtbank oordeelt als volgt.
38. Het ligt op de weg van belanghebbende om de feiten te stellen, en bij betwisting aannemelijk te maken, dat zij aan de voorwaarden voldoet om te worden aangemerkt als een anbi.
39. Tussen partijen is niet in geschil dat belanghebbende met haar statutaire doelstelling het algemeen nut beoogt. Wel is in geschil of belanghebbende met haar feitelijke werkzaamheden het algemeen belang dient.
40. De feitelijke werkzaamheden van belanghebbende bestaan uit het werven van fondsen en het financieren en uitvoeren van projecten in het kader van de vier activiteitenvelden.
41. De rechtbank is van oordeel dat belanghebbende met de financiering van de meeste projecten rechtstreeks het algemeen nut dient en niet een particulier belang. Zij licht dat als volgt toe.
42. Het activiteitenveld Het [bedrijf] Proces omvat de projecten ‘Proces tegen de Staat’ en de ‘Manifest campagne’. Het ‘Proces tegen de Staat’ betrof een procedure tegen de Staat die erop was gericht een verklaring voor recht te verkrijgen dat uit het algemeen persoonlijkheidsrecht en het EVRM het zelfbeschikkingsrecht over leven en levenseinde voortvloeit, dat deze rechten bescherming bieden aan naasten, dat het verbod op hulp bij zelfdoding hierop inbreuk maakt en het feitelijk onmogelijk maakt het recht op zelfbeschikking over leven en levenseinde uit te oefenen en dat de Staat daarmee onrechtmatig handelt. Het proces past binnen de statutaire doelstelling van belanghebbende om een verruiming van de wettelijke mogelijkheden te bevorderen en het ondersteunen dan wel aangaan van juridische procedures ter bevordering van de beschikbaarstelling van [bedrijf] middel(len). Bij het project ‘Proces tegen de Staat’ is [bedrijf] door Rechtbank Den Haag als exclusieve belangenbehartiger aangemerkt. Deze kwalificatie brengt naar het oordeel van de rechtbank met zich dat geen sprake was van een particulier belang van [bedrijf] zelf. Ook individuele leden van [bedrijf] hebben een dagvaarding uitgebracht. Echter, de daarin opgenomen vorderingen waren niet anders dan de vorderingen van [bedrijf]. Rechtbank Den Haag heeft om die reden de vorderingen van de individuele leden niet-ontvankelijk verklaard. Dit brengt naar het oordeel van de rechtbank met zich dat niet kan worden geoordeeld dat met de procedure de individuele belangen van deze individuele leden waren gediend. Van een particulier belang is bij dit project dan ook geen sprake.
43. Het project ‘Manifest campagne’ is naar het oordeel van de rechtbank met name gericht op bewustwording aan de hand van een manifest met tien stellingen, met behulp van een keuzeknop op de websites en banners met bekende Nederlanders. Dit past binnen de statutaire doelstellingen van belanghebbende die bestaan uit het (doen) geven van voorlichting en het doen bevorderen van begrip voor mensen die kiezen voor het zelfgekozen levenseinde. Dat een afgeleid doel van het project het vergroten van het ledenaantal van [bedrijf] is, maakt niet dat zonder meer sprake is van een project waarbij het particuliere belang van [bedrijf] voorop staat. Ledenwerving komt ook niet tot uitdrukking in de uitlatingen richting het publiek bij deze campagne. Van een particulier belang is bij dit project dan ook geen sprake.
44. Binnen het activiteitenveld ‘maatschappelijke dialoog’ passen de projecten ‘Maatschappelijke dialoog’, ‘Proeftuin’ en ‘Opinieonderzoek’ binnen de statutaire doelstellingen van belanghebbende die bestaan uit het (doen) geven van voorlichting en het doen bevorderen van begrip voor mensen die kiezen voor het zelfgekozen levenseinde. Hierbij is geen particulier belang te onderkennen. Dat is anders bij het project ‘Sociale media campagne’. Het doel van dit project is ledenwerving voor [bedrijf], dat als een particulier doel van [bedrijf] moet worden beschouwd. Dat [bedrijf] dezelfde doelstellingen nastreeft als belanghebbende maakt dit niet anders.
45. Binnen het activiteitenveld ‘Onderzoek’ passen de meeste projecten binnen de statutaire doelstelling van het bevorderen en doen uitvoeren van wetenschappelijk onderzoek naar de praktijk van zelfstandige levensbeëindiging en de maatschappelijke wensen in deze. Dit geldt zonder meer voor de projecten ‘Vooronderzoek leerstoel’ en ‘Projectmedewerker onderzoek’, die volgens de inspecteur eigen projecten van belanghebbende zijn, maar ook voor het Coronaonderzoek. Bij deze onderzoeken is ook geen particulier belang te onderkennen. Dit geldt ook voor het project ‘Dementie en levenseinde’. In dat kader heeft belanghebbende onweersproken gesteld dat zij een verkennend literatuuronderzoek heeft laten uitvoeren met een voorlopige onderzoeksvraag: "Eigen regie over de laatste levensfase is onderdeel van onze missie. Mensen die worden gediagnostiseerd met de ziekte van Alzheimer weten dat zij binnen afzienbare termijn het vermogen tot het nemen van eigen regie over hun laatste levensfase gaan verliezen. Wat betekent dit voor deze mensen en tot welk handelingsperspectief leidt dit." Ook hierbij is geen particulier belang te onderkennen. Hetzelfde geldt voor het project ‘Smartwatch’. Het project betreft onderzoek naar en de ontwikkeling van een product dat tot doel heeft om behulpzaam te zijn voor mensen die in eigen regie wensen te overlijden. Het gaat dan bijvoorbeeld om een signaal voor niet-reanimeren en het op de hoogte stellen van nabestaanden. Het project past daarmee binnen de statutaire doelstelling van belanghebbende zijnde het bevorderen en doen uitvoeren van wetenschappelijk onderzoek naar de praktijk van zelfstandige levensbeëindiging en de maatschappelijke wensen in deze. Bij dit onderzoek en de mogelijke ontwikkeling van het product kan niet worden gezegd dat hiermee een particulier belang is gediend. Dat, indien de smartwatch eenmaal is ontwikkeld en gefabriceerd, mogelijk de leden van [bedrijf] de eersten zullen zijn die hiervan gebruik maken, doet daar niet aan af.
46. Belanghebbende heeft ook drie projecten gefinancierd die betrekking hebben op boeken. Het project ‘boeklancering [naam]’ heeft betrekking op de bekostiging van de promotie van het boek ‘[naam]’ geschreven door [persoon J]. Alhoewel de inhoud van het boek kan bijdragen aan de doelstellingen van belanghebbende, is de rechtbank van oordeel dat bij dit project het particuliere belang van de schrijver voorop staat. Hetzelfde heeft te gelden voor het project ‘Essaybundel’. Het gaat bij dit project om het boek ‘De man die even dood wilde’ geschreven door [persoon A], tevens bestuurder van belanghebbende. De rechtbank acht hierbij doorslaggevend dat [persoon A] in een e-mail van 4 augustus 2021 het heeft over ‘mijn boek’ waarbij met financiële steun van belanghebbende deskundigen konden worden ingeschakeld om ‘hem’ te ondersteunen. In dezelfde e-mail heeft [persoon A] ook een business model opgenomen waarbij hij zich een auteursbijdrage heeft toebedeeld van 22,5% van de verkoopprijs. Over het project ‘Jubileumboek’ heeft belanghebbende niets concreets vermeld. Omdat de bewijslast bij belanghebbende ligt, kan de rechtbank niet tot het oordeel komen dat hiermee een algemeen belang is gediend.
47. De rechtbank komt dan ook tot het oordeel dat belanghebbende met de meeste projecten wel een algemeen belang heeft gediend, maar met de projecten ‘Sociale media campagne’, ‘Boeklancering [naam]’ ‘Essaybundel’ en ‘Jubileumboek’ niet. De omvang hiervan is echter minder dan 10% van de uitgaven van belanghebbende. Daarbij heeft de rechtbank ook in aanmerking genomen dat de inspecteur zich op de zitting, nadat hem daarnaar is gevraagd, nadrukkelijk op het standpunt heeft gesteld dat de kosten voor de werving van fondsen als uitgaven in het algemeen belang moeten worden beschouwd.
48. In het voorgaande ligt ook het oordeel besloten dat de feitelijke werkzaamheden van belanghebbende niet bestaan uit het financieel ondersteunen van [bedrijf]. Daar voegt de rechtbank het volgende aan toe.
49. In beroep is niet gesteld of gebleken dat belanghebbende aan [bedrijf], anders dan ten behoeve van de genoemde projecten, gelden heeft verstrekt. De gelden voor de projecten zijn steeds op aanvraag verstrekt en anders dan de inspecteur heeft gesteld, heeft belanghebbende ook aanvragen geweigerd. Dit blijkt onder meer uit de correspondentie over het project ‘Manifest campagne’ waarbij een eerste aanvraag is geweigerd omdat deze teveel gericht was op ledenwerving van [bedrijf]. Belanghebbende heeft ook onweersproken gesteld dat het voorkomt dat voorafgaand aan het indienen van een aanvraag een toelichting wordt gevraagd en dit soms aanleiding kan zijn dat geen aanvragen worden ingediend. Met andere woorden: het niet toekennen van financiering vindt niet uitsluitend plaats naar aanleiding van een (formele) aanvraag.
50. Daarnaast heeft de inspecteur geen inzicht verschaft in de financiële positie van [bedrijf]. Er kan dan ook niet worden vastgesteld dat de financiering van de projecten van [bedrijf] door belanghebbende in wezen de volledige financiering van [bedrijf] betreft en bijgevolg toch sprake zou zijn van instellingsfinanciering. Dat acht de rechtbank ook niet op voorhand aannemelijk, omdat het beheer van een coöperatie met tienduizenden leden niet te verwaarlozen beheerkosten met zich zal brengen en er geen aanwijzingen zijn dat belanghebbende deze beheerkosten heeft gefinancierd.
51. Van de vijftien projecten in de onderhavige periode zijn negen projecten aangevraagd door [bedrijf]. Deze omstandigheid is op zichzelf echter onvoldoende om aan te nemen dat belanghebbende als een steunstichting van [bedrijf] moet worden beschouwd. Belanghebbende en [bedrijf] hebben eenzelfde doelstelling. Het is daarom niet vreemd dat belanghebbende projecten van [bedrijf] financiert. Daar komt bij dat belanghebbende onweersproken heeft gesteld dat [bedrijf] de eerste samenwerkingspartner was, met kennis en ervaring in het werkveld, dat andere initiatieven nog op gang moesten komen, dat in coronatijd dit niet zo snel ging als gehoopt, dat de aanvragen van [bedrijf] inhoudelijk goed pasten bij de doelstellingen van belanghebbende en dat vanaf 2024 belanghebbende geen project van [bedrijf] meer heeft gesteund. De rechtbank ziet hierin vooral een ontwikkeling, waaruit geenszins de conclusie kan worden getrokken dat belanghebbende als een steunstichting van [bedrijf] moet worden beschouwd.
52. De overige stellingen van de inspecteur, namelijk dat sprake was van deels overlappende bestuursleden en dat in een belscript aan leden wordt gevraagd om bedragen die meer zijn dan de contributie naar belanghebbende over te maken, brengen de rechtbank niet tot een ander oordeel. De toets is immers of de statutaire doelstellingen en feitelijke werkzaamheden van belanghebbende het algemeen belang dienen, en dat is naar het oordeel van de rechtbank het geval. Dat sprake is (geweest) van een innige samenwerking tussen belanghebbende en [bedrijf] doet daar niet aan af.
53. De conclusie is dat belanghebbende uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het algemeen nut beoogt en uit de regelgeving en de feitelijke werkzaamheden van de instelling blijkt dat zij uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het algemeen belang dient. De inspecteur heeft de anbi-beschikking ten onrechte ingetrokken. Het standpunt van belanghebbende over het gelijkheidsbeginsel hoeft daarom niet te worden behandeld.
Conclusie en gevolgen
54. Het beroep is gegrond. Dat betekent dat de uitspraak op bezwaar en de beschikking van 4 juli 2022 worden vernietigd. De anbi-beschikking van 2 augustus 2019 blijft daarmee in stand. Belanghebbende krijgt het griffierecht terug. Zij krijgt ook een vergoeding van haar proceskosten van € 3.108 .
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vernietigt de beschikking van 4 juli 2022;
- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 3.108;
- bepaalt dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 365 vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Westerbaan, voorzitter, mr. W.W. Monteiro en mr. A.P. Vaatstra, leden, in aanwezigheid van mr. L. Ketner, griffier.