Niet voldaan aan voorwaarden handelaarskenteken; naheffing MRB en boete
Rechtbank Noord-Holland, 18 oktober 2024
Samenvatting
X (bv; belanghebbende) exploiteert een autobedrijf en beschikt over een handelaarskenteken.
Geconstateerd is dat op 25, 29 en 30 maart 2022 en op 1 en 5 april 2022 met een voertuig dat tot de handelsvoorraad behoort, gebruikgemaakt werd van de openbare weg zonder handelaarskenteken.
Aan X zijn daarom vijf naheffingsaanslagen MRB opgelegd van elk € 440 en 100% boetes.
X stelt zich op het standpunt dat zij onbewust is vergeten de auto van een klant op naam te zetten. Zij heeft direct na de ontdekking van de fout de auto te naam gesteld en hiermee haar fout hersteld.
Na bezwaar zijn de naheffingsaanslagen in stand gebleven. Dat acht Rechtbank Noord-Holland terecht nu vaststaat dat X de voorwaarden die zijn verbonden aan de handelaarskentekenregeling niet heeft nageleefd.
Na bezwaar resteerde slechts één boete van € 440. Tijdens de beroepsfase is deze boete gehalveerd naar aanleiding van de wijziging per 1 juli 2023 van het BBBB, zodat de resterende boete € 220 bedraagt. De Rechtbank acht de resterende boete passend en geboden.
Aangezien de redelijke termijn met niet meer dan twaalf maanden is overschreden en de boete minder dan € 1.000 bedraagt, volstaat de Rechtbank met een constatering van de overschrijding van de redelijk termijn (vgl. HR 14 juli 2024, 22/04592, ECLI:NL:HR:2024:853, NLF 2024/1413, met noot van Nent).
BRON
Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 oktober 2024 in de zaak tussen
eiseres bv, gevestigd te vestigingsplaats, eiseres,
en
de inspecteur van de Belastingdienst, verweerder.
Procesverloop
HAA 22/5449
Met dagtekening 27 mei 2022 heeft verweerder aan eiseres over het tijdvak 26 maart 2021 tot en met 25 maart 2022 een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting (hierna: mrb) opgelegd, ten bedrage van € 440, alsmede bij beschikking van gelijke datum een boete van € 440.
HAA 22/5451
Met dagtekening 30 mei 2022 heeft verweerder aan eiseres over het tijdvak 30 maart 2021 tot en met 29 maart 2022 een naheffingsaanslag mrb opgelegd, ten bedrage van € 440, alsmede bij beschikking van gelijke datum een boete van € 440.
HAA 22/5453
Met dagtekening 30 mei 2022 heeft verweerder aan eiseres over het tijdvak 31 maart 2021 tot en met 30 maart 2022 een naheffingsaanslag mrb opgelegd, ten bedrage van € 440, alsmede bij beschikking van gelijke datum een boete van € 440.
HAA 22/5454
Met dagtekening 3 juni 2022 heeft verweerder aan eiseres over het tijdvak 2 april 2021 tot en met 1 april 2022 een naheffingsaanslag mrb opgelegd, ten bedrage van € 440, alsmede bij beschikking van gelijke datum een boete van € 440.
HAA 22/5455
Met dagtekening 7 juni 2022 heeft verweerder aan eiseres over het tijdvak 6 april 2021 tot en met 5 april 2022 een naheffingsaanslag mrb opgelegd, ten bedrage van € 440, alsmede bij beschikking van gelijke datum een boete van € 440.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen al deze beschikkingen.
Verweerder heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de naheffingsaanslag en boete in het dossier HAA 22/5449 in stand gelaten. In de overige vier dossiers is de naheffingsaanslag in stand gelaten en de boete op nihil gesteld.
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Verweerder heeft bij brief van 2 augustus 2023 aangegeven dat naar aanleiding van de wijziging per 1 juli 2023 van het Besluit bestuurlijke boeten Belastingdienst (BBBB), de boete met 50% wordt verminderd, zodat de resterende boete € 220 bedraagt.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 september 2024 te Haarlem. Namens Eiseres is [naam 1] verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde mr. [naam 2] , [naam 3] en [naam 4] .
Overwegingen
Feiten
1. Eiseres exploiteert een autobedrijf en beschikt over een kenteken als bedoeld in artikel 37, derde lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (een handelaarskenteken).
2. Blijkens de kentekenregistratie was het motorrijtuig van het merk [merknaam] met kenteken [kenteken] (hierna: de auto) van 14 maart 2022 tot en met 7 april 2022 opgenomen in de bedrijfsvoorraad van eiseres.
3. Op 25 maart 2022, 29 maart 2022, 30 maart 2022, 1 april 2022 en 5 april 2022 is geconstateerd dat met het voertuig gebruik gemaakt werd van de openbare weg zonder handelaarskenteken.
4. Met dagtekening van 11 april 2022, 15 april 2022, 15 april 2022, 19 april 2022 en 22 april 2022 zijn aan eiseres zogenoemde ‘vooraankondigingen naheffingsaanslag/boetebeschikking’ gestuurd vanwege het op 25 maart 2022, 29 maart 2022, 30 maart 2022, 1 april 2022 en 5 april 2022 geconstateerde weggebruik.
5. Eiseres heeft daarop niet gereageerd.
6. Met dagtekening van 27 mei 2022, 30 mei 2022, 30 mei 2022, 3 juni 2022 en 7 juni 2022 zijn de naheffingsaanslagen en boetes opgelegd zoals aangekondigd.
Geschil
7.In geschil is of verweerder de naheffingsaanslagen en de resterende boetebeschikking terecht en tot juiste bedragen heeft opgelegd.
8. Eiseres stelt zich op het standpunt dat zij onbewust een auto van een klant vergeten is op naam te zetten. Wegens een brand in een ander bedrijfspand van eiseres was zij er die periode niet helemaal bij met haar hoofd. Na het ontdekken van de fout heeft eiseres direct actie ondernomen door contact op te nemen met de klant en is de auto per direct geregistreerd. Een boete en naheffing over een periode van twaalf dagen is volgens eiseres reëel. Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, tot vermindering van de naheffingsaanslag en de boete over twaalf dagen.
9. Verweerder stelt zich op het standpunt dat niet in geschil is dat de auto op de verschillende controledata behoorde tot de bedrijfsvoorraad van eiseres en dat op die data is geconstateerd dat met de auto gebruik is gemaakt van de openbare weg zonder dat deze was voorzien van handelaarskentekenplaat. Om deze reden is de naheffing terecht opgelegd. Vier van de vijf boetes zijn in de uitspraak op bezwaar op nihil gesteld. Verweerder heeft bij brief van 2 augustus 2023 aangegeven dat de boete dient te worden gehalveerd. Voor verdere matiging van de overgebleven boete bestaat volgens verweerder geen aanleiding. Verweerder concludeert tot gegrondverklaring van het beroep.
10. Voor het overige verwijst de rechtbank naar de gedingstukken.
Beoordeling van het geschil
Naheffingsaanslag
11. Op grond van artikel 1, tweede lid, van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 (Wet mrb) kan de belasting, voor motorrijtuigen die behoren tot een bedrijfsvoorraad en voor motorrijtuigen die voor het verrichten van werkzaamheden daaraan bij een herstelbedrijf zijn, onder bij algemene maatregel van bestuur te stellen voorwaarden met betrekking tot het gebruik, in afwijking van het eerste lid, worden geheven ter zake van de ten behoeve van die motorrijtuigen opgegeven kentekens als bedoeld in artikel 37, derde lid, van de Wegenverkeerswet 1994. De genoemde voorwaarden zijn onder andere neergelegd in artikel 3, van het Uitvoeringsbesluit motorrijtuigenbelasting 1994. Met betrekking tot het gebruik van motorrijtuigen als bedoeld in artikel 1, tweede lid, van de Wet mrb zijn de krachtens artikel 37, derde en vierde lid, van de Wegenverkeerswet 1994 gestelde voorwaarden voor het gebruik van die motorrijtuigen en de aldaar bedoelde kentekens van toepassing, aldus artikel 3 van het Uitvoeringsbesluit motorrijtuigenbelasting 1994.
12. Op grond van artikel 44, vierde lid, van het Kentekenreglement mag een handelaarskenteken uitsluitend worden gebruikt indien met het voertuig gebruik van de weg wordt gemaakt in het kader van bedrijfsactiviteiten aan wie het handelaarskenteken is opgegeven. Volgens artikel 44, vijfde lid, van het Kentekenreglement is degene aan wie het handelaarskenteken is gegeven aansprakelijk voor een overtreding. Een handelaarskenteken moet worden bevestigd aan zowel de voor- als achterzijde van het motorrijtuig op de daartoe bestemde plaats. Dit is een vereiste volgens artikel 7, lid 1, van de Regeling kentekens en kentekenplaten.
13. Indien niet is voldaan aan de voorwaarden, kan op grond van artikel 69, eerste lid, van de Wet mrb de belasting worden nageheven. Op grond van het tweede lid van dat artikel wordt de na te heffen belasting berekend over een tijdsduur van twaalf maanden, waarbij als laatste dag geldt de dag waarvan wordt geconstateerd dat op die dag niet wordt voldaan aan de gestelde voorwaarden.
14. Eiseres stelt zich op het standpunt dat zij onbewust is vergeten de auto van een klant op naam te zetten. Eiseres heeft direct na de ontdekking van de fout de auto te naam gesteld en hiermee haar fout hersteld. Om deze reden is volgens eiseres een naheffingsperiode van 12 dagen reëel. Dit is de periode vanaf de dag dat het voertuig in de bedrijfsvoorraad kwam tot en met de dag dat het voertuig is verkocht en afgeleverd bij de klant. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd nu blijkt dat gebruik is gemaakt van de auto zonder een handelaarskenteken terwijl deze nog behoorde tot de bedrijfsvoorraad.
15. Vaststaat dat op 25 maart 2022, 29 maart 2022, 30 maart 2022, 1 april 2022 en 5 april 2022 met de auto gebruik is gemaakt van de weg, als bedoeld in artikel 5 van de Wet mrb, terwijl de auto was opgenomen in de bedrijfsvoorraad van eiseres en niet was voorzien van een handelaarskenteken. Ook staat vast dat zodra eiseres op de hoogte was van het feit dat het kenteken per abuis niet was overgeschreven, zij dit alsnog in orde heeft gemaakt. De rechtbank overweegt dat voor het opleggen van een naheffingsaanslag is vereist dat niet is voldaan aan de voorwaarden die worden gesteld in de handelaarskentekenregeling. Nu vaststaat dat eiseres de voorwaarden die zijn verbonden aan de handelaarskentekenregeling niet heeft nageleefd, is de rechtbank van oordeel dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd.
16. Voor zover eiseres meent dat het opleggen van vijf naheffingsaanslagen hier disproportioneel is volgt de rechtbank haar niet. De rechtbank stelt vast dat het hier gaat om vijf afzonderlijk belastbare feiten waarbij telkens zonder handelaarskenteken gebruik is gemaakt van de openbare weg van een tot de bedrijfsvoorraad behorende auto. Uit het arrest van de Hoge Raad van 17 februari 2006, ECLI:NL:HR:2006:AV1717 volgt dat een naheffingsaanslag kan worden opgelegd voor iedere kalenderdag waarop is geconstateerd dat niet aan de voorwaarden voor de handelaarskentekenregeling is voldaan. Ook het feit dat het niet voldoen aan de voorwaarden berust op een vergissing doet er niet aan af dat de naheffingsaanslagen terecht zijn opgelegd.
Verzuimboete
17. Eiseres heeft betoogd dat een de boete over twaalf dagen reëel is. Eiseres heeft ter zitting uitgelegd dat zij met 12 dagen de termijn bedoeld tussen het moment dat het voertuig tot de bedrijfsvoorraad ging behoren en het moment dat het voertuig is geleverd aan de klant. Eiseres vraagt de rechtbank verder om de boete en naheffing te beperken tot 1 boetebeschikking inclusief naheffingsaanslag.
18. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de boete terecht is opgelegd. Verweerder verwijst naar de uitspraak op bezwaar waarin staat aangegeven dat vier van de vijf opgelegde boetes op nihil worden gesteld. De overgebleven boete kan niet worden gematigd nu sprake is van een schending van de handelaarskentekenregeling en het op de weg van eiseres ligt om bij de verkoop zorgvuldig alle van belang zijnde administratieve handelingen te verrichten. Eiseres heeft dit (onbewust) nagelaten en zo zichzelf in deze positie gebracht.
19. Op grond van artikel 70 van de Wet mrb in verbinding met artikel 67c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen vormt het onderhavige gebruik van de weg met een motorvoertuig waarvoor de belasting niet is betaald een verzuim ter zake waarvan de inspecteur aan de belastingplichtige een bestuurlijke boete van ten hoogste € 5.514 kan opleggen. Paragraaf 34, tweede lid van het BBBB maximeert het boetebedrag tot 100% van de niet betaalde belasting.
20. Artikel 5:46, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat, tenzij de hoogte van de boete bij wettelijk voorschrift is vastgesteld, het bestuursorgaan de boete afstemt op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten. Paragraaf 6 en 7 van het BBBB bevatten bepalingen van dezelfde strekking. Op grond van artikel 5:41 van de Awb kan geen boete worden opgelegd voor zover de overtreding niet aan de overtreder kan worden verweten.
21. Voorop staat dat eiseres het verzuim in kwestie, het rijden zonder handelaarskentekenplaat terwijl het voertuig nog behoorde tot de bedrijfsvoorraad van eiseres, heeft begaan, zodat een verzuimboete in beginsel gerechtvaardigd is. Eiseres heeft aangevoerd dat zij een fout heeft gemaakt door het voertuig niet tijdig op naam te stellen van de koper van de auto. Daardoor is ervan uitgegaan dat geen handelaarskenteken hoefde te worden gevoerd.
22. De rechtbank is van oordeel dat de boete terecht is opgelegd. Het feit dat het verzuim het gevolg is van een vergissing staat niet in de weg aan het opleggen van een verzuimboete. Voor het opleggen van een verzuimboete is immers niet vereist dat sprake is van opzet of grove schuld. Alleen als eiseres alle in redelijkheid van haar te verwachten zorg heeft betracht en haar geen enkel verwijt treft met betrekking tot het niet voldoen aan de genoemde voorwaarden, dient de boete te worden vernietigd wegens afwezigheid van alle schuld. Dat is in de gegeven omstandigheden niet het geval. De rechtbank weegt daarbij mee dat eiseres een professionele autoverkoper is. Het is aan haar om zorgvuldig te handelen wanneer zij gebruik maakt van de handelaarskentekenregeling. Het verzuim blijft dan ook voor rekening van eiser.
23. De vervolgvraag is of de resterende verzuimboete van (na halvering) € 220 in het onderhavige geval ook passend en geboden is. De boete is qua hoogte gebaseerd op een percentage (van 50 procent) van de nageheven mrb, terwijl de nageheven mrb is berekend over een periode van 12 maanden. De omstandigheid dat eiseres de auto slechts vanaf 14 maart 2022 in de bedrijfsvoorraad heeft gehad en deels ook ten onrechte (na verkoop en levering aan de klant), vormt geen grond voor het matigen van de verzuimboete. De boete vormt immers niet zozeer een bestraffing voor het houden van de onderhavige auto en gebruik van de weg daarmee, maar voor het niet naleven door eiseres van de voorwaarden van de handelaarskentekenregeling. In dat licht bezien speelt de periode dat het voertuig behoorde tot de bedrijfsvoorraad geen rol (vgl. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 23 juni 2015, ECLI:NL:GHARL:2015:4678, rechtsoverweging 4.7). De rechtbank acht de verzuimboete ten bedrage van € 220 passend en geboden.
24. Tot slot constateert de rechtbank ambtshalve dat vanaf de aankondiging van de boete tot het moment dat de rechtbank uitspraak doet meer dan twee jaar zijn verstreken, nu de vooraankondiging is gedaan op 11 april 2022. Van bijzondere omstandigheden die aanleiding geven voor verlenging of verkorting van de redelijke termijn voor de berechting van deze zaak is de rechtbank niet gebleken. Dat betekent dat de redelijke termijn is overschreden. De rechtbank volgt het arrest van de Hoge Raad van 14 juli 2024, ECLI:NL:HR:2024:853. Nu in het onderhavige geval de redelijke termijn met niet meer dan twaalf maanden is overschreden en de boete minder dan € 1.000 bedraagt zal de rechtbank enkel volstaan met een constatering van de overschrijding van de redelijk termijn en hier geen verdere gevolgen aan verbinden.
Slotsom
25. Omdat de boete tijdens de beroepsprocedure is gehalveerd dient het beroep gegrond te worden verklaard.
Proceskosten
26. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding, omdat niet van voor vergoeding in aanmerking komende kosten is gebleken.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar voor zover deze betrekking heeft op de verzuimboete;
- vermindert de boete tot € 220 en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit, en
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 365 aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.A. Fase, rechter, in aanwezigheid van S.A. Zorge, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 oktober 2024.
Metadata
Formeel belastingrecht