Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

De uitspraak van Hof Arnhem-Leeuwarden van 10 december 2019 (17/00892, ECLI:NL:GHARL:2019:10718, NLF 2020/0175, met noot van Van de Ven) handelt over de Nederlandse verzekeringsplicht van een Rijnvarende. Het Hof heeft geoordeeld dat de door de Luxemburgse autoriteiten afgegeven E106-verklaring geen bindende werking heeft voor de Nederlandse autoriteiten. De omstandigheid dat de werkgever ten onrechte Luxemburgse premies heeft ingehouden op het loon van X en deze premies heeft afgedragen aan de Luxemburgse autoriteiten, staat er volgens het Hof niet aan in de weg dat de Belastingdienst de in Nederland verschuldigde premie heft. Voor zover het hoger beroep betrekking heeft op de aanslag is het ongegrond.

Het Hof heeft vastgesteld dat zijn uitspraak volgde ongeveer zes jaar na het instellen van bezwaar, en geoordeeld dat de instemming van X met verder uitstel van de beslissing als bedoeld in artikel 7:10, lid 4, Awb niet is aan te merken als een bijzondere omstandigheid die deze behandelduur rechtvaardigt.

Tegen dit laatste oordeel heeft X cassatieberoep ingesteld, maar de Hoge Raad verklaart dit ongegrond.

Voor verlenging van de redelijke termijn kan uitsluitend aanleiding zijn indien zich een bijzondere omstandigheid voordoet. Terecht is het Hof ervan uitgegaan dat de enkele instemming met verder uitstel – zonder dat een bijzondere omstandigheid daarvoor een rechtvaardiging biedt – de redelijke termijn niet verlengt. Het bestreden oordeel is evenmin onbegrijpelijk.

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2010
Instantie
HR
Datum instantie
9 oktober 2020
Rolnummer
20/00143
ECLI
ECLI:NL:HR:2020:1574
Auteur(s)
Wendy Nent
BDO
NLF-nummer
NLF 2020/2243
Aflevering
22 oktober 2020
Judoreg
NFB3761
bwbr0005537&artikel=7:10&lid=4,bwbr0005537&artikel=7:10&lid=4

Naar de bovenkant van de pagina