Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

In deze zaak slagen beide partijen er niet in het gevraagde bewijs te leveren ten aanzien van de WOZ-waarde van een restaurant. Rechtbank Midden-Nederland stelt de waarde in goede justitie vast op € 195.000. Volgens de Rechtbank heeft de Heffingsambtenaar wel aannemelijk gemaakt dat de WOZ-waarde van een woning niet te hoog is vastgesteld.

X (belanghebbende) heeft verzocht om een immateriële schadevergoeding wegens de onredelijk lange duur van de procedure.

Door de handelwijze van de gemachtigde wordt de redelijke termijn verlengd met twaalf maanden (vgl. Rechtbank Midden-Nederland, 20 november 2023, 22/4539, ECLI:NL:RBMNE:2023:6191, NLF 2023/2893).

De redelijke termijn is in casu overschreden met twaalf maanden. De Rechtbank ziet bij de huidige stand van de jurisprudentie (zie Hof Arnhem-Leeuwarden 17 september 2024, 23/501 t/m 23/506, ECLI:NL:GHARL:2024:5933 en HR 14 juni 2024, 22/04592, ECLI:NL:HR:2024:853, NLF 2024/1413, met noot van Nent) geen ruimte om in dit geval af te wijken van het uitgangspunt dat een tarief dient te worden gehanteerd van € 500 per halfjaar waarmee de redelijke termijn is overschreden. X heeft dus recht op € 1.000 schadevergoeding.

De Rechtbank bepaalt verder dat de Heffingsambtenaar het griffierecht van € 365 aan X moet vergoeden en veroordeelt de Heffingsambtenaar tot betaling van € 1.499 aan proceskosten aan X.

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Lokale heffingen
Belastingtijdvak
2021
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Datum instantie
25 oktober 2024
Rolnummer
22/3276; 22/3277
ECLI
ECLI:NL:RBMNE:2024:6174
NLF-nummer
NLF 2024/2715
Aflevering
3 december 2024

Naar de bovenkant van de pagina