Direct naar content gaan

Samenvatting

Bij brief van 7 januari 2019 heeft de Ontvanger aan X (belanghebbende) medegedeeld welk gedeelte van zijn betalingen in de periode van 1 september 2018 tot en met 31 december 2018 (hierna: de betalingen) met betrekking tot de navorderingsaanslag IB/PVV 2007 en de daarbij opgelegde boete- en heffingsrentebeschikkingen, is toegerekend aan invorderingsrente.

In hoger beroep is in geschil of deze brief als een voor bezwaar vatbare beschikking in de zin van artikel 30, lid 1, IW 1990 kwalificeert waarbij bedragen aan invorderingsrente zijn vastgesteld.

Volgens Hof Den Bosch is dat het geval. Aan deze kwalificatie doet niet af dat de beschikking is afgegeven na de afboeking van invorderingsrente op de betalingen en dus geen vooraf afgegeven beschikking betreft, aangezien uit het wettelijk systeem voortvloeit dat het bedrag van de invorderingsrente pas berekend kan worden nadat is betaald.

X kan aan de brief niet het in rechte te beschermen vertrouwen ontlenen dat geen invorderingsrente in rekening gebracht zou worden. Het Hof oordeelt voorts dat bij de berekening van de invorderingsrente niet van een te lange periode is uitgegaan.

Metadata

Rubriek(en)
Invordering
Belastingtijdvak
1 september 2018 t/m 31 december 2018
Instantie
Hof Den Bosch
Datum instantie
4 mei 2022
Rolnummer
20/00449
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2022:1475
NLF-nummer
NLF 2022/1135
Aflevering
9 juni 2022
bwbr0004770&artikel=30,bwbr0004770&artikel=30

Naar de bovenkant van de pagina