Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

In deze WOZ-zaak wordt het hoger beroep van X (belanghebbende) alleen gegrond verklaard omdat zij recht heeft op terugbetaling van het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht (vgl. HR 31 mei 2024, 22/00849, ECLI:NL:HR:2024:567, NLF 2024/1356, met noot van Berns).

Vanwege overschrijding van de redelijke termijn met afgerond zes maanden heeft Rechtbank Noord-Holland een immateriële schadevergoeding toegekend van € 500.

Het incidenteel hoger beroep van de Heffingsambtenaar is tegen dit oordeel gericht.

Hof Amsterdam ziet onvoldoende aanleiding voor een uitzondering op de regel dat bij een overschrijding van de redelijke termijn spanning en frustratie bij X dient te worden verondersteld.

De – subsidiaire stelling – van de Heffingsambtenaar, dat de immateriële schadevergoeding moet worden gematigd, slaagt wel. Dit omdat het Hof van oordeel is dat in deze zaak sprake is van: (i) een zaak die inhoudelijk eenvoudig is; (ii) met een relatief gering en puur financieel belang; (iii) die is gebaseerd op een gebruikelijke beschikking met een gelding van korte duur (de WOZ-beschikking is slechts voor één belastingjaar van belang) en (iv) in een procedure zonder (risico op) kosten voor X (de gemachtigde verleent haar diensten op basis van ‘no cure, no pay’).

Een vergoeding naar een tarief van € 500 per half jaar zou leiden tot een evident ongerechtvaardigde overcompensatie. Een schadevergoeding van € 50 per half jaar acht het Hof in dit geval redelijk.

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Lokale heffingen
Belastingtijdvak
2021
Instantie
Hof Amsterdam
Datum instantie
5 november 2024
Rolnummer
23/858
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2024:3239
NLF-nummer
NLF 2024/2714
Aflevering
3 december 2024

Naar de bovenkant van de pagina