Direct naar content gaan

Samenvatting

X (belanghebbende) is directeur en enig aandeelhouder van stamrechtvennootschap A (bv).

Met ingang van 1 januari 2012 heeft A aan X een lening van € 100.000 verstrekt ten behoeve van de financiering, onderhoud dan wel verbouwing van de eigen woning. X heeft op deze lening in 2016 € 25.000 afgelost. Daarbij is een bedrag van afgerond € 34.078 aan boeterente in rekening gebracht.

Met ingang van 1 januari 2017 heeft A aan X een nieuwe lening van € 50.000 verstrekt ten behoeve van de financiering, onderhoud dan wel verbouwing van de eigen woning.

X heeft in de aangifte IB/PVV 2016 de boeterente in aftrek gebracht. De Inspecteur heeft dit niet geaccepteerd. Dat acht Rechtbank Den Haag terecht.

Gelet op de leningsvoorwaarden en de omstandigheid dat X zelfstandig invulling kon geven aan die voorwaarden, is volgens de Rechtbank geen sprake van de (gedeeltelijke) aflossing van de eigenwoningschuld van X. Dat de overeengekomen rentepercentages van de oude en nieuwe lening verschillen doet niet ter zake nu het voor X mogelijk was deze percentages aan te passen. Het beroep is ongegrond.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2016
Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum instantie
24 januari 2022
Rolnummer
20/8183
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2022:781
NLF-nummer
NLF 2022/0967
Aflevering
19 mei 2022
bwbr0011353&artikel=3.120,bwbr0011353&artikel=3.120&lid=1,bwbr0011353&artikel=3.120

Naar de bovenkant van de pagina