X (belanghebbende) heeft op 1 november 2022 om 8.14 uur zijn auto geparkeerd aan een straat waar betaald parkeren van toepassing is, zonder dat op dat tijdstip de verschuldigde parkeerbelasting was voldaan.
X stelt dat ten onrechte een naheffingsaanslag parkeerbelasting is opgelegd omdat sprake was van het in- of uitstappen van personen.
Rechtbank Midden-Nederland geeft X evenals in een procedure over een eerder opgelegde naheffingsaanslag geen gelijk.
Uit foto’s blijkt dat er geen sprake is geweest van een situatie van het onmiddellijk uitstappen van personen. Er zijn op de foto’s geen personen in de omgeving van het voertuig te zien. Er was daarom sprake van parkeren.
Hoe kort het stilzetten en het verlaten van de auto ook heeft geduurd, de Rechtbank is van oordeel dat het niet gezien kan worden als een activiteit die direct verband houdt met in- of uitstappen. Dit betekent niet dat van X kan worden verwacht dat hij zijn dochter onbegeleid de straat had laten oversteken (naar school), maar slechts dat hij onder dergelijke omstandigheden gehouden was om parkeerbelasting te betalen.
BRON
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 mei 2024 in de zaken tussen
eiser, uit woonplaats, eiser
en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht, verweerder (gemachtigde: B. Boersma).
Procesverloop
Verweerder heeft op 15 november 2022 aan eiser een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd met aanslagnummer [aanslagnummer] . Eiser heeft hier bezwaar tegen gemaakt dat is ontvangen op 19 november 2022.
Verweerder heeft, met de bestreden uitspraak van 4 oktober 2023, het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Verweerder heeft daarbij de naheffingsaanslag gehandhaafd. Eiser heeft op 16 oktober 2023 beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 16 oktober 2023 op een hybride zitting behandeld. Eiser is fysiek verschenen. Verweerder heeft zich, digitaal, laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Overwegingen
1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is dat eiser op 1 november 2022 om 08:14 uur een auto met kenteken [kenteken] (hierna: de auto) heeft geparkeerd aan de [straat] in [plaats] waar betaald parkeren van toepassing is, zonder dat op dat tijdstip de verschuldigde belasting was voldaan.
3. Tussen partijen is wel in geschil of de naheffingsaanslag parkeerbelasting terecht is opgelegd.
4. Eiser stelt zich op het standpunt dat er sprake was van het in- of uitstappen van personen en dat om die reden geen parkeergeld verschuldigd was.
5. Verweerder stelt dat indien het tijdens de parkeercontrole kenbaar is dat men aan het in- of uitstappen is, men geen parkeergeld hoeft te voldoen. Voorwaarde is dat deze handeling daadwerkelijk en onmiddellijk plaatsvindt. Verweerder stelt dat uit de tijdens de parkeercontrole gemaakte foto’s blijkt dat van onmiddellijk in- of uitstappen geen sprake was en dat het betreffende voertuig derhalve geparkeerd stond. Onder het begrip "onmiddellijk in- of uitstappen" kunnen volgens vaste rechtspraak slechts handelingen worden verstaan, die een daadwerkelijk in- of uitstappen uit de auto vormen. Uit de foto’s in het brondocument blijkt dat er geen sprake is geweest van een situatie van het onmiddellijk uitstappen van personen. Er zijn op de foto’s geen personen in de omgeving van het voertuig te zien. Om die reden is er sprake van het parkeren van een voertuig en had belanghebbende daarvoor ter plaatse parkeerbelasting moeten voldoen. Nu dat niet gedaan is, is de naheffingsaanslag terecht opgelegd. De wet beperkt zich in dit verband expliciet tot het onmiddellijk in- en uitstappen van personen. Of de bestuurder zelf wel of niet al in de auto zit, maakt daarin geen verschil. De parkeerbelasting is in die zin een objectieve en zakelijke belasting.
6. De rechtbank volgt deze uitleg van verweerder en geeft eiser daarom geen gelijk. Zij overweegt daartoe als volgt. Hoe kort het stilzetten en het verlaten van de auto ook heeft geduurd, de rechtbank is van oordeel dat het niet gezien kan worden als een activiteit die direct verband houdt met in- of uitstappen. De rechtbank concludeert dat sprake is van parkeren. De naheffingsaanslag is daarom terecht opgelegd. Dit betekent niet dat van eiser kan worden verwacht dat hij zijn dochter onbegeleid de straat had laten oversteken, maar slechts dat hij onder dergelijke omstandigheden gehouden was om parkeerbelasting te betalen. In dit kader wijst de rechtbank ook op haar eerdere uitspraak van 8 juni 2022, waarin eiser tegen eenzelfde soort naheffingsaanslag onder dezelfde omstandigheden beroep had ingesteld waarbij het beroep ongegrond is verklaard.
7. Voorgaande maakt dat het beroep van eiser ongegrond is. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. Ook krijgt eiser het betaalde griffierecht niet terug.
8. Op de zitting is gewezen op de mogelijkheid om tegen deze uitspraak in hoger beroep te gaan op de manier zoals onderaan dit proces-verbaal staat omschreven.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van mr. T. Mennen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 7 mei 2024.