Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

In deze procedure is in geschil in hoeverre bij de vaststelling van heffingskortingen (zowel het inkomstenbelasting- als het premiedeel) rekening moet worden gehouden met inkomen dat niet in Nederland belastbaar is. Het betreft in casu de arbeidskorting, de iack en de algemene heffingskorting.

X (belanghebbende) was van 1 januari tot 31 juli 2020 in Nederland in loondienst, daarna is hij geëmigreerd en vanaf 31 juli tot en met 31 december 2020 niet in Nederland belastingplichtig geweest.

De prejudiciële beslissing van de Hoge Raad (15 november 2024, 24/00644, ECLI:NL:HR:2024:1660, NLF 2024/2662, met noot van Thomas) op door Rechtbank Zeeland-West-Brabant over deze kwestie gestelde vragen biedt duidelijkheid.

Voor een persoon die slechts gedurende een deel van het jaar binnenlands belastingplichtig is geweest en de rest van het jaar in het geheel niet belastingplichtig is geweest in Nederland, moeten het inkomstenbelasting- en premiedeel van de arbeidskorting en de inkomensafhankelijke combinatiekorting, en het premiedeel van de algemene heffingskorting, ook onder de met ingang van 2019 geldende wettelijke regeling, uitsluitend worden berekend op basis van het arbeidsinkomen respectievelijk het belastbare inkomen uit werk en woning dat is genoten in de periode van binnenlandse belastingplicht.

De Rechtbank doet de zaak dienovereenkomstig af.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2020
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum instantie
20 januari 2025
Rolnummer
22/4927
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2025:236
NLF-nummer
NLF 2025/0216
Aflevering
28 januari 2025

Naar de bovenkant van de pagina