Direct naar content gaan

Samenvatting

X (belanghebbende) is houder van het kenteken van een dieselauto. Het betreft een personenauto die vóór 1 september 2009 is geregistreerd in het Nederlandse kentekenregister.

De Belastingdienst heeft X bij als ‘rekening fijnstoftoeslag motorrijtuigenbelasting’ aangeduide brief van 3 februari 2021 erop gewezen dat zij voor de periode 5 februari 2021 tot en met 4 mei 2021 de zogenoemde fijnstoftoeslag motorrijtuigenbelasting ten bedrage van € 33 moet betalen. X heeft dit bedrag niet betaald en heeft bezwaar gemaakt tegen de mededeling in de brief van 3 februari 2021 dat zij voor haar dieselauto het daarin vermelde bedrag aan fijnstoftoeslag moet betalen.

De Inspecteur heeft het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, omdat de rekening fijnstoftoeslag niet een voor bezwaar vatbare beschikking is.

Rechtbank Den Haag heeft het beroep van X kennelijk ongegrond verklaard. De Rechtbank heeft hieraan ten grondslag gelegd dat een rekening fijnstoftoeslag geen belastingaanslag is en ook niet in de wet is aangewezen als een voor bezwaar vatbare beschikking. Op grond van artikel 26, lid 2, AWR is voor de mogelijkheid van beroep de voldoening op aangifte van belasting gelijkgesteld met een voor bezwaar vatbare beschikking. X heeft echter de fijnstoftoeslag niet op aangifte voldaan. Dit een en ander betekent, aldus de Rechtbank, dat tegen de rekening fijnstoftoeslag geen beroep open staat.

De Rechtbank heeft het tegen die uitspraak gedane verzet ongegrond verklaard. X heeft daarop cassatieberoep ingesteld.

De staatssecretaris heeft in het verweerschrift erop gewezen dat X voor het tijdvak 5 februari 2021 tot en met 4 mei 2021 een bedrag aan motorrijtuigenbelasting voor de dieselauto heeft betaald. Volgens de staatssecretaris had de Inspecteur het door X gemaakte bezwaar moeten aanmerken als bezwaar tegen de voldoening van dat bedrag en het bezwaar daarom als ontvankelijk moeten aanmerken. Gelet hierop concludeert de staatssecretaris tot gegrondverklaring van het cassatieberoep.

De Hoge Raad gaat hierin niet mee.

De Rechtbank heeft terecht geoordeeld dat tegen de rekening fijnstoftoeslag geen rechtsmiddel bij de bestuursrechter openstaat.

In casu heeft X voor haar dieselauto voor de periode 5 februari 2021 tot en met 4 mei 2021 een bedrag aan motorrijtuigenbelasting voldaan. De stukken van het geding laten echter geen andere conclusie toe dan dat het door X gemaakte bezwaar niet zag op dit betaalde bedrag aan motorrijtuigenbelasting maar uitsluitend zag op niet-betaalde motorrijtuigenbelasting, namelijk het bedrag van de fijnstoftoeslag. De Inspecteur heeft het bezwaar daarom terecht niet-ontvankelijk verklaard.

De klachten over de uitspraak van de Rechtbank op het verzet verklaart de Hoge Raad verder met toepassing van artikel 81 Wet RO ongegrond.

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Autobelastingen
Belastingtijdvak
5 februari 2021 t/m 4 mei 2021
Instantie
HR
Datum instantie
9 september 2022
Rolnummer
22/00233
ECLI
ECLI:NL:HR:2022:1172
Auteur(s)
mr. J.M. van der Vegt
Hof Den Bosch
NLF-nummer
NLF 2022/1882
Aflevering
29 september 2022
Judoregnummer
JCDI:NFB5240
bwbr0002320&artikel=26,bwbr0002320&artikel=26&lid=2,bwbr0005537&artikel=8:54,bwbr0006324&artikel=17,bwbr0002320&artikel=26,bwbr0005537&artikel=8:54,bwbr0006324&artikel=17

Naar de bovenkant van de pagina