Direct naar content gaan

Samenvatting

Fiscale eenheid X (bv; belanghebbende) heeft twee gebouwen laten bouwen met daarin appartementen, winkels en een parkeergarage, met de bedoeling deze te verhuren.

Rechtbank Den Haag heeft geoordeeld dat de appartementen afzonderlijk in de btw-heffing moeten worden betrokken nu de gebouwen in appartementsrechten zijn gesplitst en de appartementen dus als zelfstandige objecten kunnen worden verhuurd en verkocht. Per appartement vindt daarom een integratielevering plaats op het moment waarop het appartement voor het eerst wordt verhuurd.

Negen appartementen waren aanvankelijk bestemd voor shortstay-verhuur en dus voor belaste verhuur. De daaraan toe te rekenen voorbelasting kwam daarom in eerste instantie voor aftrek in aanmerking. Deze appartementen zijn vervolgens in 2014 vrijgesteld verhuurd. Tussen partijen is niet in geschil dat correctie van de afgetrokken voorbelasting moet plaatsvinden.

De Rechtbank volgt X niet in haar stelling dat herziening in één keer in strijd is met de Btw-richtlijn. Wat betreft de berekening van de pro rata heeft X niet aannemelijk gemaakt dat haar berekening beter aansluit bij het werkelijke gebruik dan de berekening van de Inspecteur op basis van de omzetverhouding.

Gelet op het nader standpunt van de Inspecteur inzake de aan X opgelegde boetes zijn de beroepen gegrond voor zover ze zijn gericht tegen de boetebeschikkingen. Voor het overige zijn de beroepen ongegrond, aldus de Rechtbank.

X heeft hoger beroep ingesteld, maar Hof Den Haag heeft dat ongegrond verklaard. De Rechtbank heeft in deze zaak volgens het Hof op goede gronden, begrijpelijk en juist, zijn beslissing genomen.

X heeft tegen deze uitspraak cassatieberoep ingesteld, maar A-G Ettema geeft de Hoge Raad in overweging om dit ongegrond te verklaren. Zij concludeert dat het Hof niet is uitgegaan van een onjuiste rechtsopvatting.

Bij deze conclusie behoort een gemeenschappelijke bijlage waarin de A-G de btw-problematiek met betrekking tot deze kwestie behandelt (ECLI:NL:PHR:2022:9).

De Hoge Raad heeft op 15 september 2023 het beroep in cassatie tegen deze uitspraak verworpen onder verwijzing naar artikel 81 Wet RO (21/02167)

Metadata

Rubriek(en)
Omzetbelasting
Belastingtijdvak
2011 t/m 2015
Instantie
A-G
Datum instantie
3 januari 2022
Rolnummer
21/02167
ECLI
ECLI:NL:PHR:2022:8
Auteur(s)
prof. mr. dr. R.A. Wolf
Baker & McKenzie/Rijksuniversiteit Groningen
NLF-nummer
NLF 2022/0303
Aflevering
10 februari 2022
Judoregnummer
JCDI:NFB4816
bwbr0002634&artikel=11,bwbr0002634&artikel=11,celex32006l0112&artikel=173,celex32006l0112&artikel=173

Naar de bovenkant van de pagina