Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

X (belanghebbende) heeft de Duitse nationaliteit en woonde heel 2017 in Bulgarije. X was van 1 januari 2017 tot 31 juli 2017 in dienst van een Nederlandse werkgever. Hij was gedetacheerd naar een bedrijf in België. Voor de periode van detachering beschikte X over een A1-verklaring waarin het Nederlandse socialezekerheidsstelsel op hem van toepassing is verklaard. X heeft in 2017 vanuit Nederland een loon van € 41.663 en een AOW-uitkering van € 2.065 ontvangen.

In geschil is of X van 1 januari 2017 tot 31 juli 2017 premieplichtig is voor de Wlz en Anw.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft geoordeeld dat aan X terecht een A1-verklaring is afgegeven. Dit is in overeenstemming met Verordening 883/2004. Omdat het Nederlandse socialezekerheidsstelsel op X van toepassing is, is X verplicht verzekerd voor de Anw en Wlz. De Inspecteur heeft bij het opleggen van de definitieve aanslag terecht premies Anw en Wlz geheven.

Dit oordeel wordt in hoger beroep door Hof Den Bosch bevestigd. Het betoog dat de Inspecteur zijn zorgplicht heeft geschonden omdat hij de voorlopige aangifte niet heeft onderzocht, acht het Hof onjuist.

Ook overigens is het hoger beroep ongegrond.

De Hoge Raad heeft op 1 november 2024 het beroep in cassatie tegen deze uitspraak verworpen onder verwijzing naar artikel 81 Wet RO.

Metadata

Rubriek(en)
Sociale verzekeringen
Belastingtijdvak
2017
Instantie
HR
Datum instantie
1 november 2024
Rolnummer
23/04034
ECLI
ECLI:NL:HR:2024:1571
NLF-nummer
NLF 2024/2486
Aflevering
5 november 2024

Naar de bovenkant van de pagina