Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

De Inspecteur heeft aan X (belanghebbende) navorderingsaanslagen IB/PVV over de jaren 2014 tot en met 2017 opgelegd naar aanleiding van een strafrechtelijk onderzoek en een veroordeling.

Bij Rechtbank Noord-Holland is in geschil of sprake is van een bron van inkomen bestaande uit inkomsten uit de handel in qat en het verrichten van geldtransacties (hawala).

De Rechtbank acht aannemelijk dat X werkzaamheden heeft verricht in het kader van qat-handel die voor hem kwalificeren als een bron van inkomen. Hoewel hij slechts voor een periode vanaf juli 2017 strafrechtelijk is veroordeeld voor de handel in qat, acht de Rechtbank het op basis van de bevindingen uit het strafonderzoek aannemelijk dat hij in 2014, 2016 en geheel 2017 gehandeld heeft. Gelet op een patroon van handelen acht de Rechtbank het onwaarschijnlijk dat X in 2015 is gestopt met de handel.

Daarnaast komt de Rechtbank tot het oordeel dat X hawala-diensten heeft verricht die voor hem een bron van inkomen vormen. De Rechtbank baseert zich op de bevindingen uit het strafonderzoek, waaronder een aangetroffen administratie en tapgesprekken. De Rechtbank acht de door de Inspecteur gemaakte schattingen van het inkomen, gelet op de gedingstukken, aannemelijk.

De beroepen van X worden ongegrond verklaard.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2014-2017
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum instantie
6 maart 2024
Rolnummer
23/66; 23/67; 23/68; 23/69
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2024:7331
bwbr0002320&artikel=16&lid=1,bwbr0002320&artikel=16&lid=1

Naar de bovenkant van de pagina