Vonnis in kort geding van de kantonrechter in de zaak van eiser, woonplaats: woonplaats, eiser, gemachtigde: mr. Y.E. Palit, tegen Gentle Security B.V. , vestigingsplaats: Rotterdam, gedaagde, vertegenwoordigd door persoon A. De partijen worden ‘eiser’ en ‘Gentle’ genoemd.
1. De procedure
1.1. Het dossier bestaat uit de dagvaarding van 14 augustus 2024, met bijlagen.
1.2. Op 22 augustus 2024 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. Daarbij was [eiser] aanwezig, bijgestaan door mr. Y.E. Palit. Namens Gentle was aanwezig de heer [persoon A] ( [functie] ).
2. De beoordeling
Waar gaat de zaak over?
2.1. [eiser] heeft bij Gentle gewerkt op basis van een arbeidsovereenkomst. Volgens hem heeft Gentle hem niet aangemeld bij de Belastingdienst, waardoor hij niet ook niet bekend is bij andere instanties die afhankelijk zijn van informatie van de Belastingdienst, waaronder het UWV. [eiser] stelt dat hij daardoor geen sociaal vangnet heeft, zoals de aanspraak op werknemersverzekeringen. Ook heeft Gentle volgens hem sinds juni 2023 geen loonstroken meer afgegeven en ook geen jaaropgave over 2023. Hij eist daarom dat Gentle wordt veroordeeld om hem aan te melden bij de Belastingdienst, althans loonaangiftes te doen over de periode waarin [eiser] heeft gewerkt, en alsnog de genoemde loonstroken en jaaropgave af te geven, op straffe van een dwangsom.
2.2. Gentle heeft aangevoerd dat [eiser] pas vanaf november 2023 voor Gentle heeft gewerkt, tot en met week 17 van 2024. Gentle erkent dat zij [eiser] inderdaad niet heeft aangemeld bij de Belastingdienst. Zij heeft aangegeven dat zij hiervan niet op de hoogte was. Volgens Gentle heeft [eiser] haar hierover voorafgaand aan de dagvaarding ook nooit eerder benaderd of aangemaand. Daarnaast erkent Gentle dat zij over de periode vanaf november 2023 tot en met week 17 van 2024 geen loonspecificaties aan [eiser] heeft verstrekt en ook geen jaaropgave over 2023.
2.3. De kantonrechter wijst de eisen van [eiser] toe, maar slechts voor wat betreft de periode van november 2023 tot en met week 17 van 2024. Daarnaast bepaalt zij dat partijen ieder hun eigen proceskosten moeten betalen. Hierna wordt uitgelegd hoe de kantonrechter tot dit oordeel is gekomen.
Het kort geding
2.4. Een eis in kort geding kan worden toegewezen als de partij die de voorziening vraagt hierbij zoveel spoed heeft dat die partij de uitkomst van een gewone procedure niet hoeft af te wachten. Bij die beoordeling is van belang hoe aannemelijk het is dat de eis in een gewone procedure wordt toegewezen.
De eisen van [eiser] worden toegewezen
2.5. Vooropgesteld wordt - en door Gentle is niet betwist - dat op een werkgever de verplichting rust haar werknemers na indiensttreding aan te melden bij de Belastingdienst, zodat loonaangifte kan worden gedaan over de gewerkte periodes en de werknemers aanspraak kunnen maken op (onder andere) werknemersverzekeringen. Dat Gentle zegt aanvankelijk niet van die verplichting op de hoogte te zijn geweest, maakt dat niet anders.
2.6. Het voorgaande geldt ook voor de stelling dat [eiser] Gentle niet zou hebben aangemaand over te gaan tot aanmelding bij de Belastingdienst. Het gaat hier immers om een zelfstandige verplichting van Gentle als werkgever, waaraan zij ook zonder daartoe door [eiser] te zijn aangespoord moet voldoen.
2.7. Gentle heeft erkend dat zij [eiser] niet bij de Belastingdienst heeft aangemeld. [eiser] heeft onweersproken gesteld dat hij daardoor geen sociaal vangnet en zich niet kan wenden tot het UWV. Daarmee is voldoende gebleken dat er sprake is van een spoedeisend belang van [eiser] bij zijn eisen in deze procedure.
2.8. Ter zitting is gebleken dat partijen het eens zijn over het feit dat [eiser] in elk geval vanaf november 2023 tot en met week 17 van 2024 bij Gentle in dienst was en voor Gentle heeft gewerkt. Dat betekent dat de eis tot aanmelding van [eiser] bij de Belastingdienst in ieder geval kan worden toegewezen voor wat betreft de periode vanaf november 2023 tot en met week 17 van 2024.
2.9. [eiser] heeft gesteld dat hij al vanaf juni 2024 bij Gentle in dienst was en werkzaamheden heeft verricht, maar dat is door Gentle betwist. Er is geen schriftelijke arbeidsovereenkomst gesloten. Gentle voert aan dat [eiser] aanvankelijk werkzaamheden heeft verricht voor de eenmanszaak van [persoon A] . De ter zitting door [eiser] getoonde loonbetaling van juni 2023 staat niet op naam van Gentle, maar ‘ [naam eenmanszaak] ’. Dit is volgens Gentle de naam van deze eenmanszaak. De kantonrechter kan op basis van de stellingen van partijen en de overgelegde stukken niet vaststellen of [eiser] in de periode van juni 2023 tot november 2023 bij Gentle in dienst was. Daarvoor is nadere bewijslevering noodzakelijk. Daarvoor leent dit kort geding zich echter niet. Dat betekent dat in deze procedure onvoldoende aannemelijk is geworden dat [eiser] ook in de periode van juni 2023 tot november 2023 al in dienst was bij Gentle. De eisen van [eiser] kunnen dan ook - voor zover die zien op laatstgenoemde periode - niet worden toegewezen.
2.10. Gentle heeft daarnaast erkend dat zij geen loonspecificaties en een jaaropgave over 2023 aan [eiser] heeft verstrekt, ondanks dat zij daartoe wel verplicht was. Ook dat deel van de eis van [eiser] wordt daarom toegewezen. Gelet op hetgeen hiervoor al is geoordeeld, zal Gentle worden veroordeeld de loonspecificaties over de periode vanaf november 2023 tot en met week 17 van 2024 en de jaaropgave over 2023 aan [eiser] te verstrekken.
2.11. De door [eiser] aan zijn eisen gekoppelde dwangsom wordt, nu daartegen door Gentle geen verweer is gevoerd, eveneens toegewezen. In dat verband heeft [eiser] ter zitting te kennen gegeven dat hij er mee akkoord kan gaan dat Gentle de dwangsommen pas na pas na afloop van een termijn van 14 dagen na betekening van dit vonnis verschuldigd zal zijn, indien zij nalaat aan de veroordelingen te voldoen.
Partijen dragen ieder hun eigen proceskosten
2.12. [eiser] heeft ter zitting aangegeven geen aanspraak te maken op een vergoeding van de proceskosten. Om die reden worden de proceskosten gecompenseerd. Dat betekent dat partijen ieder hun eigen proceskosten dragen.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.13. Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.
3. De beslissing
De kantonrechter:
3.1. veroordeelt Gentle om [eiser] binnen 14 dagen nadat dit vonnis is betekend op een deugdelijke manier aan te melden bij de Belastingdienst, althans loonaangiftes te doen over de periode waarin [eiser] vanaf november 2023 tot en met week 17 van 2024 heeft gewerkt, en veroordeelt haar om een dwangsom te betalen van € 250,- per dag dat zij dit nalaat, met een maximum van € 5.000,-;
3.2. veroordeelt Gentle om binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis deugdelijke loonspecificaties over de periode vanaf november 2023 tot en met week 17 van 2024 en de jaaropgave over 2023 af te geven aan [eiser] , en veroordeelt haar om een dwangsom te betalen van € 250,- per dag dat zij dit nalaat, met een maximum van € 5.000,-;
3.3. bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt;
3.4. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.5. wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.I. Mentink en in het openbaar uitgesproken.