Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

X (belanghebbende) woonde in 2018 en 2019 het gehele jaar in België en was in loondienst werkzaam bij A (bv) in Nederland. X is voor beide jaren verzekerd en premieplichtig voor de volksverzekeringen in Nederland.

X is voor de jaren 2018 en 2019 een (niet-kwalificerende) buitenlands belastingplichtige. Hij ontving in deze jaren resp. € 48.809 en € 52.749 aan salaris. Het belastbaar inkomen uit werk en woning van X in Nederland bedroeg resp. € 35.926 en € 30.849. Hij heeft resp. € 12.883 en € 21.900 buiten Nederland genoten.

Tussen partijen is in geschil of voor de berekening van de heffingskortingen uitgegaan moet worden van het in Nederland belastbare inkomen uit werk en woning dan wel het wereldinkomen.

Hof Den Bosch oordeelt dat voor een niet-kwalificerende buitenlands belastingplichtige bij de berekening van de arbeidskorting en het premiedeel van de algemene heffingskorting moet worden uitgegaan van het in Nederland belastbare inkomen uit werk en woning. Het arrest van de Hoge Raad van 22 maart 2024 (23/04137, ECLI:NL:HR:2024:470, NLF 2024/0788, met noot van Douven) heeft weliswaar betrekking op de ouderenkorting, maar heeft volgens het Hof ook te gelden voor het inkomensbegrip bij andere heffingskortingen.

Wat betreft het belastingdeel van de algemene heffingskorting dient rekening te worden gehouden met het wereldinkomen.

Het hoger beroep van de Inspecteur is ongegrond. Het incidenteel hoger beroep van X is gegrond.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2018-2019
Instantie
Hof Den Bosch
Datum instantie
21 augustus 2024
Rolnummer
23/1147
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2024:2649
NLF-nummer
NLF 2024/2505
Aflevering
12 november 2024

Naar de bovenkant van de pagina