Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

In deze procedure heeft X (belanghebbende) onder meer aangevoerd dat haar bezwaar tegen de aanslag IB/PVV 2016 ten onrechte niet is aangewezen als massaal bezwaar tegen de vermogensrendementsheffing. Rechtbank Den Haag is het op dit punt met X eens en draagt de Inspecteur op het bezwaar tegen de aanslag IB/PVV te behandelen overeenkomstig de aanwijzing van de staatssecretaris.

De aanwijzing staat niet in de weg aan behandeling door de Rechtbank van het beroep voor zover dit is gericht tegen de uitspraken op bezwaar inzake de bij de aanslag opgelegde boetebeschikking en de aanslag Zvw.

De Rechtbank oordeelt dat het bezwaar tegen de aanslag Zvw terecht niet-ontvankelijk is verklaard bij gebrek aan belang en dat de verzuimboete van € 369 terecht is opgelegd. X maakt niet aannemelijk dat tijdig aangifte is gedaan. Verder is de hoorplicht geschonden, maar de Rechtbank ziet hierin geen aanleiding om de zaak naar de Inspecteur terug te wijzen, omdat het alsnog horen niet tot een andere uitkomst zal leiden.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2016
Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum instantie
14 juli 2021
Rolnummer
19/7405
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2021:7762
NLF-nummer
NLF 2021/2186
Aflevering
18 november 2021

Naar de bovenkant van de pagina