Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

In deze procedure is in hoger beroep nog in geschil de WOZ-waarde van de woning van X (belanghebbende) op de waardepeildata 1 januari 2016 en 1 januari 2017 (voor beide beoordeeld naar de toestandsdatum 1 januari 2017). Voorts is in geschil of de Heffingsambtenaar in de bezwaarfase op verzoek afschriften van stukken (zoals matrices en grondstaffels) had moeten verstrekken.

Hof Den Haag oordeelt dat de Heffingsambtenaar op basis van de vergelijkingsmethode aannemelijk heeft gemaakt dat hij de waarden van de woning niet op een te hoog bedrag heeft vastgesteld.

Tussen partijen is niet in geschil dat de Heffingsambtenaar heeft voldaan aan zijn verplichtingen zoals bedoeld in artikel 7:4, lid 2 en 3, Awb. Voor zover X heeft bedoeld te stellen dat de Heffingsambtenaar op grond van artikel 40 Wet WOZ verplicht was de stukken (matrices en grondstaffels) in kopie aan hem te zenden, faalt de klacht. Het Hof beschouwt de verplichtingen die uit artikel 7:4, lid 2, 3 en 4, Awb voor de Heffingsambtenaar voortvloeien als samenhangend. Dit betekent dat X tijdens het uitoefenen van zijn inzagerecht om afschriften van stukken kan vragen die in het dossier zitten, al dan niet tegen vergoeding van de daarmee gemoeide kosten. X heeft van het inzagerecht geen gebruik gemaakt, hoewel wel meermaals de gelegenheid is geboden. Alsdan bestaat geen recht om desgevraagd afschriften van ter inzage gelegde stukken te verkrijgen.

Het hoger beroep is ongegrond.

Metadata

Rubriek(en)
Lokale heffingen
Belastingtijdvak
2017-2018
Instantie
Hof Den Haag
Datum instantie
15 juli 2021
Rolnummer
21/00082; 21/00083
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2021:1408
NLF-nummer
NLF 2021/1678
Aflevering
26 augustus 2021
bwbr0005537&artikel=7:4,bwbr0005537&artikel=7:4,bwbr0007119&artikel=17,bwbr0007119&artikel=17,bwbr0007119&artikel=40,bwbr0007119&artikel=40

Naar de bovenkant van de pagina