Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

In deze procedure over een naheffingsaanslag parkeerbelasting is in de eerste plaats in geschil of de Heffingsambtenaar X (belanghebbende) in zijn uitspraak op bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.

Dat is volgens Hof Amsterdam het geval omdat het bezwaarschrift in het geheel niet is gemotiveerd en X geen gebruik heeft gemaakt van de geboden gelegenheid dit verzuim te herstellen. Het bezwaar is terecht vanwege het ontbreken van de gronden niet-ontvankelijk verklaard.

Gegeven het uitblijven van gronden was er voor de Heffingsambtenaar ook redelijkerwijs geen twijfel over de niet-ontvankelijkheid van het bezwaarschrift. De Heffingsambtenaar kon er, gelet op artikel 7:3, aanhef en onder a, Awb, van afzien om (de gemachtigde van) X in de gelegenheid te stellen te worden gehoord.

Het Hof verwerpt verder het standpunt van X dat artikel 7:4, lid 4, Awb is geschonden. De toepassing van artikel 7:4, lid 4, Awb kan pas aan de orde komen, nadat sprake is van een ontvankelijk bezwaarschrift en het bestuursorgaan de belanghebbende voorts voor een hoorzitting heeft uitgenodigd.

De Hoge Raad heeft op 13-07-2018 het beroep in cassatie tegen deze uitspraak verworpen onder verwijzing naar art 81 Wet RO (rolnummer 18/00336)

Metadata

Rubriek(en)
Lokale heffingen
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2016
Instantie
Hof Amsterdam
Datum instantie
15 januari 2018
Rolnummer
17/00286
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2018:95
NLF-nummer
NLF 2018/0546
Aflevering
8 maart 2018
bwbr0005537&artikel=7:3,bwbr0005537&artikel=7:3,bwbr0005537&artikel=7:4,bwbr0005537&artikel=7:4

Naar de bovenkant van de pagina