Direct naar content gaan

Samenvatting

X (belanghebbende) woonde in 2017 in het Verenigd Koninkrijk. Zij heeft op [datum] 2017 de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt. X is in 2017 enkele maanden op bezoek geweest bij haar kinderen in Nederland. Tijdens dat verblijf heeft X gedurende de periode 1 mei 2017 tot 1 augustus 2017 in Nederland in loondienst gewerkt.

In geschil is de aanslag IB/PVV 2017.

Tussen partijen is niet in geschil dat X in 2017 een inwoner van het Verenigd Koninkrijk was. Zij was gedurende de maanden mei tot en met juli 2017 slechts op bezoek in Nederland.

De Inspecteur heeft na bezwaar loon uit dienstbetrekking, de AOW-uitkering en de Anw-uitkering in de heffing betrokken. Dat is ten onrechte, aldus X. Zij is immers belastingplichtig in het Verenigd Koninkrijk. Hof Den Bosch geeft X geen gelijk. Op grond van de nationale wetgeving, de Wet IB 2001, is Nederland bevoegd om te heffen over het loon uit dienstbetrekking, de AOW-uitkering en de Anw-uitkering. Ook op grond van het Verdrag Nederland-VK mag Nederland over dit inkomen heffen. De vrijstellingsverklaring die X heeft overgelegd leidt het Hof niet tot een andere conclusie. Die verklaring ziet alleen op een pensioenuitkering. Over die uitkering wordt, na de uitspraak op bezwaar, ook geen belasting geheven.

Bij het vaststellen van de aanslag is de Inspecteur uitgegaan van premieplicht voor de volksverzekeringen van X gedurende de maanden mei tot en met juli 2017. Het Hof oordeelt dat de Inspecteur de premieheffing niet te hoog heeft vastgesteld.

Metadata

Rubriek(en)
Europees belastingrecht
Belastingtijdvak
2017
Instantie
Hof Den Bosch
Datum instantie
13 april 2022
Rolnummer
21/00614
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2022:1197
NLF-nummer
NLF 2022/0986
Aflevering
19 mei 2022
bwbr0011353&artikel=2.1,bwbr0011353&artikel=2.1,bwbr0011353&artikel=7.2&lid=2,bwbr0011353&artikel=7.2&lid=2

Naar de bovenkant van de pagina