Direct naar content gaan

Samenvatting

Eind 1993 is een pensioen- en lijfrente-BV van een echtpaar naar de Nederlandse Antillen geëmigreerd. In Nederland heeft zij geen bedrijfsactiviteiten behouden. Ook het echtpaar is toen geëmigreerd. De inspecteur heeft ter gelegenheid van die emigratie de waarde van de pensioen- en lijfrenteverplichtingen op nihil gezet en die vrijval in de fiscale winst opgenomen en belast. Het echtpaar had begin januari 1994 afstand gedaan van hun pensioen- en lijfrenteaanspraken. In 1995 werd vervolgens besloten tot liquidatie van de BV welke in 1996 werd voltooid. Alle bezwaren die de ex-BV in materiële zin tegen de aanslag inbrengt verwerpt de Hoge Raad. Blijkens het proces verbaal van de zitting waren partijen het er over eens dat aan de pensioen- en lijfrenteverplichtingen nog een waarde viel toe te kennen van 50 procent. Daar moet het Hof zich aan houden tenzij het daarvoor goede argumenten heeft, die ontbreken echter in de uitspraak. Dat leidt tot cassatie en verwijzing. Voorts komt aan de orde hoe de processuele situatie is nu de navorderingsaanslag na de vereffening van de BV is opgelegd. Tegen het opleggen van die aanslag bestaan op zichzelf genomen geen wettelijke bezwaren, maar de bezwaartermijn begint pas te lopen nadat de vereffening is heropend. Tegen eerder door belanghebbenden ingediende bezwaren moet niet-ontvankelijkverklaring achterwege blijven.

Metadata

Rubriek(en)
Vennootschapsbelasting
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
1993
Instantie
HR
Datum instantie
19 september 2003
Rolnummer
38.372
ECLI
ECLI:NL:HR:2003:AK8288
bwbr0002320&artikel=26a&lid=1,bwbr0002320&artikel=28&lid=1,bwbr0002320&artikel=42,bwbr0005537&artikel=6:8&lid=1

Naar de bovenkant van de pagina