Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

X (belanghebbende) heeft de Nederlandse nationaliteit. In 2020 woonde X tot 1 juli in België en vanaf 1 juli 2020 in Nederland. Hij ontving in 2020 een AOW-uitkering en een pensioenuitkering van een pensioen-bv, waarvan hij 100% aandeelhouder is.

De Inspecteur heeft een NiNbi-beschikking gegeven. Het totale wereldinkomen is daarin vastgesteld op € 50.258 en het niet in Nederland belastbaar inkomen op € 29.827.

X heeft diverse gronden aangevoerd op grond waarvan de Inspecteur de NiNbi-beschikking onterecht aan X zou hebben gegeven. Hij heeft ten aanzien van NiNbi-beschikkingen voor eerdere jaren procedures gevoerd tot aan de Hoge Raad en is daarbij in het ongelijk gesteld. Er is volgens Rechtbank Den Haag geen reden om voor dit jaar anders te oordelen. De NiNbi-beschikking is terecht aan X gegeven en de privacyrechten van X zijn niet geschonden.

De stelling dat de beschikking niet mag zien op de periode vanaf 1 juli 2020 slaagt evenmin. De Inspecteur heeft verklaard dat, hoewel het inkomen op jaarbasis wordt vastgesteld, de verdragsbijdrage enkel berekend is over de periode waarin X in het buitenland woonde. Er is in die zin dus enkel rekening gehouden met de eerste helft van het jaar.

Het beroep is ongegrond.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Internationaal belastingrecht
Belastingtijdvak
2020
Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum instantie
19 september 2024
Rolnummer
23/7346
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2024:17395
NLF-nummer
NLF 2024/2466
Aflevering
5 november 2024
bwbr0018472&artikel=8a,bwbr0018472&artikel=8a

Naar de bovenkant van de pagina