X (belanghebbende), woonachtig te België, is dga van een bv. De bv is eigenaar van de gemeubileerde woning in de gemeente Middelburg.
X komt in deze procedure tevergeefs op tegen aanslagen forensenbelasting over de jaren 2021, 2022 en 2023.
Vast staat dat de woning in deze drie jaren niet verhuurd is geweest. Er was ook geen sprake van enige andere overeenkomst op grond waarvan het feitelijk gebruik van de woning werd beperkt. Het gegeven dat de bv eigenaar is van de woning neemt niet weg dat de woning toch ter beschikking stond aan X. Hij heeft in zijn hoedanigheid als dga immers de volledige zeggenschap en daarmee de volledige feitelijke beschikkingsmacht over de woning. Dat de woning volgens X in de jaren 2021, 2022 en 2023 nog niet voldeed aan de eisen voor commerciële verhuur, doet er niet aan af dat de woning hem in elk van de drie jaren op meer dan negentig dagen ter beschikking stond.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant verklaart het beroep ongegrond.
BRON
Uitspraak tussen
belanghebbende uit plaats 1 (België), belanghebbende,
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Middelburg, de heffingsambtenaar.
Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de heffingsambtenaar met dagtekening 16 november 2023.
1.1. De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende over de jaren 2021, 2022 en 2023 aanslagen forensenbelasting opgelegd (de aanslagen).
1.2. De heffingsambtenaar heeft de bezwaren tegen deze aanslagen ongegrond verklaard.
1.3. De heffingsambtenaar heeft op de beroepen gereageerd met een verweerschrift.
1.4. De rechtbank heeft de beroepen op 4 december 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen belanghebbende en [naam 1] , [naam 2] en mr. T.C.A. Houkes namens de heffingsambtenaar.
Feiten
2. [B.V.] (de vennootschap) is eigenaar van de gemeubileerde woning aan de [adres] te [plaats 2] (de woning).
2.1. Belanghebbende is directeur en enig aandeelhouder van de vennootschap.
2.2. Belanghebbende heeft zijn hoofdverblijf in de jaren 2021 tot en met 2023 buiten de gemeente Middelburg.
2.3. De woning is in de jaren 2021 tot en met 2023 niet verhuurd aan derden.
Beoordeling door de rechtbank
3. De rechtbank beoordeelt of de heffingsambtenaar terecht aan belanghebbende de aanslagen forensenbelasting over de jaren 2021 tot en met 2023 heeft opgelegd. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die belanghebbende heeft aangevoerd,
3.1. Naar het oordeel van de rechtbank slagen de beroepen van belanghebbende niet en zijn de aanslagen forensenbelasting over de jaren 2021, 2022 en 2023 terecht aan belanghebbende opgelegd. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Overwegingen
Toetsingskader van de rechtbank
4. Op basis van artikel 223, eerste lid, van de Gemeentewet kan forensenbelasting worden geheven van de natuurlijke personen, die, zonder in de gemeente hoofdverblijf te hebben, er gedurende het belastingjaar meer dan negentig dagen voor zich of hun gezin een gemeubileerde woning beschikbaar houden. Van die bevoegdheid heeft de raad van de gemeente Middelburg gebruik gemaakt door een soortgelijke bepaling op te nemen in artikel 2 van de Verordeningen forensenbelasting 2021, 2022 en 2023 (de Verordeningen).
Gronden belanghebbende
4.1. Belanghebbende stelt dat de aanslagen ten onrechte aan hem zijn opgelegd. Volgens belanghebbende is hij niet belastingplichtig voor de forensenbelasting omdat niet hij maar de vennootschap eigenaar is van de woning. Verder voert belanghebbende –kort en zakelijk weergegeven– aan dat de woning ten behoeve van de verhuur is gekocht, maar dat verhuur in deze jaren niet mogelijk was door diverse, buiten zijn macht liggende, omstandigheden. Daarbij heeft hij gesteld dat er verzakkingen waren (onder meer in de bestrating) rond de woning, dat de infrastructuur van het park nog niet klaar was en dat de beoogde verhuurorganisatie niet wilde overgaan tot verhuur van de woningen.
Zijn de aanslagen forensenbelasting terecht opgelegd?
4.2. Tussen partijen is niet in geschil dat de woning in de jaren 2021, 2022 en 2023 gemeubileerd was. Evenmin is in geschil dat belanghebbende in die jaren gebruik heeft gemaakt van de woning. Wat partijen verdeelt, is of belanghebbende de woning in die jaren op meer dan 90 dagen voor zichzelf of voor zijn gezin beschikbaar hield.
4.3. Volgens vaste rechtspraak moet voor het begrip ‘beschikbaar houden’ het volgende worden aangenomen. Indien een gemeubileerde woning is bestemd voor verhuur maar ook in enige mate door de eigenaar (of een ander aan wie de woning ter beschikking staat) zelf wordt gebruikt, anders dan nodig is om deze voor verhuur gereed te maken en te houden, wordt die woning door de eigenaar (of de ander) voor zich of zijn gezin beschikbaar gehouden voor het gedeelte van het jaar dat dat eigen gebruik niet in verband met verhuur of aan derden toegekende rechten tot verhuur is uitgesloten.
4.4. Dit betekent dat een woning in beginsel beschikbaar is voor de eigenaar (of de ander) en zijn gezin op de dagen dat de woning niet was verhuurd aan derden, ook al maakten die persoon en zijn gezin op die dagen geen gebruik van de woning.
4.5. Vast staat dat de woning in deze drie jaren niet verhuurd is geweest. Er was ook geen sprake van enige andere overeenkomst op grond waarvan het feitelijk gebruik van de woning werd beperkt. Het gegeven dat de vennootschap eigenaar is van de woning neemt niet weg dat de woning toch ter beschikking stond aan belanghebbende. Belanghebbende heeft in zijn hoedanigheid als directeur en enig aandeelhouder van de vennootschap immers de volledige zeggenschap en daarmee de volledige feitelijke beschikkingsmacht over de woning. Dit betekent dat de woning gedurende de drie jaren ter beschikking heeft gestaan aan belanghebbende. Belanghebbende betwist dat ook niet. Dat de woning volgens belanghebbende in de jaren 2021, 2022 en 2023 nog niet voldeed aan de eisen voor commerciële verhuur, doet er niet aan af dat de woning hem in elk van de drie jaren op meer dan 90 dagen ter beschikking stond.
4.6. Gelet op het voorgaande heeft de heffingsambtenaar de aanslagen forensenbelasting voor de jaren 2021, 2022 en 2023 terecht aan belanghebbende opgelegd.
4.7. Wat belanghebbende overigens in beroep heeft aangevoerd, brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel.
Conclusie en gevolgen
5. De beroepen zijn ongegrond. Dit betekent dat de aanslagen forensenbelasting voor de jaren 2021 tot en met 2023 terecht zijn opgelegd en gehandhaafd blijven. Belanghebbende krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.
Beslissing
De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.P.A. Boersma, rechter, in aanwezigheid van mr. M.M. van de Langerijt-Suurmeijer, griffier, op 21 februari 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.