Direct naar content gaan

Samenvatting

In deze procedure over de aanslag IB/PVV 2017 van X (belanghebbende) bevestigt Hof Amsterdam het oordeel van Rechtbank Noord-Holland dat een (leegstaande) woning op locatie 1 (verkocht in het tweede kwartaal 2017) tot de grondslag van box 3 behoort. Deze woning kan niet worden aangemerkt als eigen woning, ook niet op grond van de verhuisregeling, zoals het Hof op 14 december 2021 (20/00526, ECLI:NL:GHAMS:2021:3912, NLF 2022/1050) ook in een procedure over het jaar 2016 heeft geoordeeld.

Het Hof bevestigt verder de oordelen van de Rechtbank over zaakstukken, specifieke zorgkosten en giftenaftrek.

Ten aanzien van de box 3-heffing dient X aannemelijk te maken wat het werkelijke rendement is op zijn gehele vermogen in box 3. X heeft niet voldaan aan de op hem rustende bewijslast inzake de omvang van het werkelijke rendement. Aldus is niet aannemelijk geworden dat het werkelijke rendement lager is dan het bij het vaststellen van de aanslag in aanmerking genomen voordeel uit sparen en beleggen. Voor rechtsherstel is daarom geen reden.

Het hoger beroep is alleen gegrond voor zover de belastingrente verder moet worden verminderd omdat de Belastingdienst enige tijd over het bedrag van de aanslag heeft beschikt (vgl. HR 18 november 2022, 21/00170, ECLI:NL:HR:2022:1673, NLF 2022/2337, met noot van Hageman).

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2017
Instantie
Hof Amsterdam
Datum instantie
20 juni 2024
Rolnummer
22/2456
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2024:2284
NLF-nummer
NLF 2024/2070
Aflevering
17 september 2024
bwbr0011353&artikel=5.2,bwbr0011353&artikel=5.2,bwbr0011353&artikel=5.3,bwbr0011353&artikel=5.3

Naar de bovenkant van de pagina