Direct naar content gaan

Samenvatting

Het Franse vennootschapsbelastingrecht bepaalt dat winstuitkeringen van dochtervennootschappen aan hun moeders bij de moeders principieel niet worden belast.
Dit geldt echter niet voor een aandeel van 5 %, dat de kosten symboliseert die bij de moedervennootschap ontstaan in verband met de deelneming aan de dochtervennootschap.
Die kosten zijn niet-aftrekbaar omdat zij ertoe dienen belastingvrije inkomsten voor de moedervennootschap te genereren, namelijk de winstuitkeringen van de dochters.
Die gedeeltelijke belasting op winstuitkeringen wordt echter niet geheven wanneer de moeder- en de dochtervennootschap in het kader van de zogenoemde intégration fiscale samen worden belast.
Aangezien niet-ingezeten vennootschappen geen toegang hebben tot die vorm van groepsbelasting, heeft het Hof van Justitie (het Hof) beoordeeld of de betrokken regeling verenigbaar is met de vrijheid van vestiging en het vennootschapsbelastingrecht van de Unie.
Dat is niet het geval, oordeelt het Hof. De regeling is discriminatoir.
Conform A-G Kokott (ECLI:EU:C:2015:392).

Metadata

Rubriek(en)
Vennootschapsbelasting
Internationaal belastingrecht
Belastingtijdvak
2005-2008
Instantie
HvJ
Datum instantie
2 september 2015
Rolnummer
C-386/14
ECLI
ECLI:EU:C:2015:524
bwbr0002672&artikel=15,bwbr0002672&artikel=15&lid=16,bwbr0002672&artikel=15&lid=4,bwbv0001506&artikel=49

Naar de bovenkant van de pagina