Direct naar content gaan

Samenvatting

X (belanghebbende) heeft in 2015 een woning gekocht van zijn oudtante. De notariële akte van levering is gedagtekend 2 november 2015. In deze akte is een koopprijs van € 325.000 vermeld. De oudtante heeft X toegezegd dat hij de woning voor € 225.000 kon kopen. Bij notariële akte van schenking van 7 december 2015 heeft X een bedrag van € 100.000 geschonken gekregen van zijn oudtante (hierna: de schenking). De aanslag schenkbelasting is opgelegd op 30 augustus 2016, overeenkomstig de ingediende aangifte.

Bij notariële akte van rectificatie van de schenking van 4 november 2016 is de schenking op grond van dwaling omgezet in een lening. De oudtante heeft die lening eind 2017 kwijtgescholden. Gelet op de verruimde schenkvrijstelling in de SW 1956 per 1 januari 2017 zou dit voor X een belastingvoordeel opleveren van ongeveer € 12.000.

Voor Hof Arnhem-Leeuwarden was in geschil of de aanslag terecht is opgelegd. Het Hof heeft die vraag bevestigend beantwoord. Er is geen sprake van een verschoonbare rechtsdwaling, aldus het Hof.

In cassatie betoogt X dat het Hof aan hem een te zware bewijslast heeft opgelegd. De Hoge Raad geeft X echter geen gelijk. Vernietiging van een schenkingsovereenkomst wegens dwaling kan een reden zijn om de opgelegde aanslag in de schenkbelasting te verminderen. Die vernietiging heeft evenwel niet tot gevolg dat de schenking, het belastbare feit naar aanleiding waarvan de aanslag is opgelegd, teniet is gedaan. Vernietiging van een schenkingsovereenkomst kan daarom geen reden zijn die aanslag te vernietigen.

Het cassatieberoep is niettemin gegrond.

Vermindering van een aanslag wordt volgens artikel 53, lid 5, SW 1956 verleend op een verzoek dat geschiedt door het doen van aangifte en waarop de Inspecteur bij voor bezwaar vatbare beschikking beslist. Dat verzoek moet ingevolge artikel 53, lid 6, SW 1956 worden ingediend binnen acht maanden nadat de oorzaak tot vermindering is ontstaan. Geen rechtsregel verzet zich ertegen dat een belastingplichtige om toepassing van artikel 53, lid 1, SW 1956 kan verzoeken in het bezwaar of (hoger) beroep tegen de aanslag in de schenkbelasting.

Verwijzingshof Den Bosch moet partijen de gelegenheid bieden hun stellingen aan te passen. Dat wil zeggen dat X de gelegenheid moet krijgen op te geven of hij met toepassing van artikel 53, lid 1, SW 1956 vermindering verzoekt, en zo ja, de Inspecteur de gelegenheid moet krijgen aannemelijk te maken dat het verzoek op vermindering berust op een oorzaak die slechts is voorgewend. Opmerking verdient dat indien X dat verzoek doet, uit de inhoud van het bezwaarschrift volgt dat de hiervoor genoemde termijn van acht maanden niet is overschreden.

Wanneer is er sprake van dwaling in het belastingrecht?

Als partijen bij het sluiten van een overeenkomst dwalen, kan de overeenkomst met terugwerkende kracht worden vernietigd. Van wederzijdse dwaling is sprake als:

  1. partijen in dezelfde onjuiste veronderstelling verkeerden; en
  2. de overeenkomst niet zou zijn gesloten als partijen op de hoogte waren van de juiste voorstelling van zaken.

In deze laatste voorwaarde ligt besloten dat van dwaling alleen sprake kan zijn als partijen in vermeende zekerheid over de gevolgen van de overeenkomst verkeren. Onbekendheid of onnozelheid is onvoldoende voor een geslaagd beroep op dwaling. In de meeste gevallen zal alleen het inwinnen van advies kunnen leiden tot de vereiste zekerheid, die voor een geslaagd beroep op dwaling in fiscale zaken van cruciaal belang is.

Metadata

Rubriek(en)
Schenk- en erfbelasting
Civiel recht
Belastingtijdvak
2017
Instantie
HR
Datum instantie
10 januari 2020
Rolnummer
19/01199
ECLI
ECLI:NL:HR:2020:1
Auteur(s)
mr. dr. N.C.G. Gubbels
Belastingdienst/Vrije Universiteit/Tilburg University
NLF-nummer
NLF 2020/0314
Aflevering
6 februari 2020
Judoregnummer
JCDI:NFB3032
bwbr0002226&artikel=53,bwbr0002226&artikel=53&lid=1,bwbr0002226&artikel=53,bwbr0002740&artikel=19&lid=1,bwbr0002740&artikel=19&lid=3,bwbr0011353&artikel=6.9

Naar de bovenkant van de pagina