Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

In dit geval is na een boekenonderzoek een uitnodiging tot betaling opgelegd aan een BV. In het aanslagbiljet is de BV als geadresseerde vermeld maar is het fiscale nummer vermeld van een met de BV gelieerde vennootschap die op hetzelfde adres is gevestigd. Bij het aanslagbiljet is een acceptgiro gevoegd, gesteld op naam van deze gelieerde BV.
Het Hof heeft geoordeeld dat in casu het ten name van de BV uitgereikte aanslagbiljet zodanig misverstand oproept met betrekking tot de vraag voor wie het is bestemd, dat het niet tot een belastingverplichting kan leiden. Daarbij heeft het Hof met name gewicht toegekend aan de vermelding van een onjuist fiscaal nummer, dit vanwege de wezenlijke betekenis van het fiscale nummer in het verkeer tussen de belastingdienst en de contribuabelen. Het heeft de uitnodiging tot betaling vernietigd.
De staatssecretaris van Financiƫn heeft tegen de uitspraak van het Hof cassatieberoep ingesteld.
Volgens de Hoge Raad vormt het fiscale nummer van de belastingplichtige in het algemeen, anders dan de tenaamstelling van het biljet, geen essentieel onderdeel van het aanslagbiljet. Als het gaat om de vraag of een aanslagbiljet is bestemd voor degene op wiens naam het is uitgereikt, zal deze dan ook, behoudens bijzondere omstandigheden, geen reden kunnen hebben eraan te twijfelen of aan de tenaamstelling meer waarde moet worden gehecht dan aan het op het aanslagbiljet vermelde fiscale nummer. Dit geldt ook voor een uitnodiging tot betaling bedoeld in het destijds geldende artikel 22a Awr. In het licht hiervan is het oordeel van het Hof dat het uitgereikte aanslagbiljet misverstand oproept met betrekking tot de vraag voor wie het is bestemd, onvoldoende onderbouwd. De hierbij door het Hof in aanmerking genomen feiten vormen geen bijzondere omstandigheden in vorenbedoelde zin.
Het door de BV ingestelde incidentele beroep in cassatie verklaart de Hoge Raad ongegrond omdat hierin feiten worden aangevoerd waarop voor het Hof geen beroep is gedaan.
De Hoge Raad merkt tenslotte nog op dat op grond van het gemeenschapsrecht niet is vereist dat een boeking als bedoeld in artikel 217 van het CDW mede de vermelding van de douaneschuldenaar of douaneschuldenaren omvat. Gelet hierop ontbreekt een grondslag om aan een eventueel bij de boeking gedane onjuiste vermelding van de douaneschuldenaar een rechtsgevolg te verbinden.
Het cassatieberoep van de staatssecretaris wordt gegrond verklaard. De uitspraak van het Hof wordt vernietigd.

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2004
Instantie
HR
Datum instantie
3 december 2010
Rolnummer
09.00174
ECLI
ECLI:NL:HR:2010:BO5975
bwbid=bwbr0&artikel=22a,bwbr0002320&artikel=5&lid=1,bwbr0002320&artikel=20&lid=2

Naar de bovenkant van de pagina