Direct naar content gaan

Samenvatting

X (bv; belanghebbende) heeft bankleningen opgenomen tegen variabele rente. Zij heeft renteruilcontracten (interest rate swaps; IRS’en) gesloten die haar enerzijds verplichten over een vast bedrag een vast rentepercentage te betalen en anderzijds recht geven op een variabele rente over datzelfde vaste bedrag. De gebruikte variabele rentepercentages zijn 3-maands Euribor, 3-maands Libor en 12-maands Euribor.

De swapportefeuille van X bestond in 2010 en 2011 uit drie categorieën (a, b en c):

a. IRS’en waarvan de looptijden, ‘hoofdsommen’ en variabele rentepercentages overeenkomen met de looptijden, hoofdsommen en variabele rentepercentages van leningen;

b. IRS’en die langer lopen dan de leningen, maar waarvan de ‘hoofdsommen’ en de variabele rentepercentages overeenkomen met de hoofdsommen van en de variabele renten op leningen;

c. IRS’en die geen verband houden met specifieke leningen, maar alleen met (een deel van) de leningenportefeuille als geheel. De looptijden, ‘hoofdsommen’ en variabele renten komen niet overeen met de looptijden, hoofdsommen en variabele renten van specifieke leningen.

De waarde van haar IRS-verplichtingen was bij het sluiten van de IRS’en (nagenoeg) nihil. Door daling van de marktrente nadien beliepen haar IRS-verplichtingen op 31 december 2010 negatief € 6.131.099 en op 31 december 2011 negatief € 6.668.371.

In geschil is of X deze bedragen fiscaal als verlies mag nemen. Rechtbank Den Haag en Hof Den Haag hebben X ongelijk gegeven. Door nu verlies te nemen op de IRS’en zou volgens de Rechtbank en het Hof rekening worden gehouden met rentelasten die toerekenbaar zijn aan latere jaren. Dit is in strijd met het matching beginsel van goed koopmansgebruik. Tegen dit oordeel heeft X cassatieberoep ingesteld.

De Hoge Raad stelt voorop dat goed koopmansgebruik zich in de regel niet ertegen verzet dat resultaten wegens waardemutaties van een interest rate swap die het gevolg zijn van veranderingen in de marktrente, afzonderlijk worden verantwoord in de belastbare winst van het jaar waarin die marktrenteveranderingen zich voordoen.

Die regel lijdt echter uitzondering voor zover een interest rate swap:

(i) samenhangt met een variabel rentende geldlening van de belastingplichtige; en wel

(ii) zodanig dat het variabelerenterisico op die geldlening op balansdatum in hoge mate is beperkt. In een dergelijk geval verzet het tot goed koopmansgebruik behorende realiteitsbeginsel zich ertegen dat waardemutaties van de interest rate swap worden verantwoord in het jaar waarin de marktrenteveranderingen zich voordoen (vgl. r.o. 5.3.1 van het arrest van de Hoge Raad van 10 april 2009, 42.916, ECLI:NL:HR:2009:AZ7364, het Cacaobonen-arrest).

Het Hof heeft dit miskend of het heeft – indien het van de juiste rechtsopvatting is uitgegaan – verzuimd te motiveren waarom in dit geval met betrekking tot alle interest rate swaps is voldaan aan de vereisten zoals hiervoor vermeld onder i en ii. De zaak is verwezen naar Hof Amsterdam.

Conform Conclusie A-G Wattel (NLF 2018/2030).

In het voorliggende arrest wordt behandeld wanneer waardemutaties van interest rate swaps (direct) de winst beïnvloeden. Zowel de uitspraken van Rechtbank en Hof als de conclusie van A-G Wattel zijn reeds door mij besproken. Het Hof kiest voor de benadering dat een lening in combinatie met een swap leidt tot per saldo een vastrentende lening, waarbij wijzigingen in de rentestand niet tot verliesneming kunnen leiden. De Hoge Raad gaat in deze redenering niet mee en stelt als hoofdregel dat waardemutaties van een interest rate swap afzonderlijk mogen worden verantwoord (dus zonder dat dit in samenhang met een lening als een vastrentend geheel wordt gezien). Uitzondering op deze hoofdregel is mogelijk als is voldaan aan de voorwaarden voor gezamenlijke waardering zoals neergelegd in het Cacaobonen-arrest. Vervolgens stelt de Hoge Raad vast dat het Hof of van de verkeerde rechtsopvatting is uitgegaan of niet heeft gemotiveerd waarom aan de vereisten van het voornoemde arrest voor gezamenlijke waardering is voldaan en verwijst de zaak om dit alsnog te doen, conform het advies van A-G Wattel. Ik had al geconstateerd dat de benadering van het Hof feitelijk ook een vorm van gezamenlijk waarderen inhoudt (de lening en de swap worden immers samen beschouwd) en de Hoge Raad gaat hierin nog verder door zijn eerder geformuleerde vereisten voor gezamenlijke waardering integraal van toepassing te verklaren. Met deze overweging lijkt dus de benadering om zonder het leerstuk van gezamenlijke waardering een tweetal actiefposten in samenhang te bezien afgeserveerd.

Voor elk van de in deze zaak gepresenteerde leningen dient dus te worden beoordeeld of samenhangend moet worden gewaardeerd met de desbetreffende swap aan de hand van de criteria zoals geformuleerd in het Cacaobonen-arrest zoals boven genoemd. Voor deze criteria herhaalt de Hoge Raad de overwegingen van het Cacaobonen-arrest met een kleine toevoeging van het Valutaswap-arrest. Ik citeer deze want dat is duidelijker dan dat ik het in eigen woorden herhaal:

Metadata

Rubriek(en)
Vennootschapsbelasting
Belastingtijdvak
2010
Instantie
HR
Datum instantie
8 november 2019
Rolnummer
18/01352
ECLI
ECLI:NL:HR:2019:1721
Auteur(s)
prof. mr. dr. R. Russo
Tilburg University/of counsel Deloitte
NLF-nummer
NLF 2019/2590
Aflevering
28 november 2019
Judoregnummer
JCDI:NFB2882
bwbr0002672&artikel=8,bwbr0002672&artikel=8,bwbr0011353&artikel=3.25,bwbr0011353&artikel=3.25

Naar de bovenkant van de pagina