Arrest gewezen op het beroep in cassatie van X te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 21 december 2017, nrs. 16/00095 tot en met 16/00097, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Amsterdam (nrs. AMS15/1387 tot en met 15/1389) betreffende de ten aanzien van belanghebbende gegeven beschikkingen op grond van de Wet waardering onroerende zaken betreffende de onroerende zaken a-straat 1047A, a-straat 1047B en a-straat 1049 te Z en de aanslagen in de onroerendezaakbelastingen en de rioolheffing van de gemeente Amsterdam betreffende de onroerende zaken a-straat 1047A en a-straat 1049 te Z voor het jaar 2012. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
1. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2. Beoordeling van de klachten
2.1. De Rechtbank heeft het beroep van belanghebbende gegrond verklaard voor zover het betreft de aanslagen rioolheffing die zijn opgelegd voor twee onroerende zaken, omdat de heffingsambtenaar ten onrechte niet heeft beslist op het daartegen gemaakte bezwaar. De Rechtbank heeft aan belanghebbende geen proceskostenvergoeding toegekend.
Het Hof heeft de uitspraak van de Rechtbank vernietigd en geoordeeld dat belanghebbende recht heeft op een vergoeding van proceskosten voor het beroep bij de Rechtbank. Het Hof heeft de heffingsambtenaar gelast het door belanghebbende in hoger beroep betaalde griffierecht van € 123 te vergoeden.
2.2. De tegen dit oordeel gerichte klacht slaagt. Voor de behandeling van het hoger beroep is driemaal griffierecht geheven ter grootte van € 123. Voor de hoger beroepen betreffende twee van de drie onroerende zaken is dus tweemaal € 123 griffierecht geheven zodat het Hof de heffingsambtenaar had moeten veroordelen tot vergoeding aan belanghebbende van € 246.
2.3. De overige klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu die klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
2.4. Gelet op hetgeen hiervoor onder 2.2 is overwogen kan de uitspraak van het Hof niet in stand blijven. De Hoge Raad kan de zaak afdoen.
3. Proceskosten
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
- verklaart het beroep in cassatie gegrond,
- vernietigt de uitspraak van het Hof voor zover het betreft de beslissing omtrent het griffierecht,
- gelast dat het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam aan belanghebbende vergoedt het door deze ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie betaalde griffierecht ten bedrage van € 126 en het door deze ter zake van de behandeling van het hoger beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 246, en
- veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 1002 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer M.A. Fierstra als voorzitter, en de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 14 september 2018.