Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie(48)
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

De ozb bestaat uit 2 soorten belasting: een eigenaren- en een gebruikersbelasting. Voor woningen hoeft sinds 2006 alleen eigenarenbelasting te worden betaald. Dit is het geval als een onroerende zaak in hoofdzaak tot woning dient. Maar voor niet-woningen moet ook nog een gebruikersdeel ozb worden betaald.
Met name bij verpleeg- en verzorgingstehuizen is veelvuldig de vraag aan de orde of deze al dan niet in hoofdzaak tot woning dient
Het hierover bepaalde in artikel 220e van de Gemeentewet leidt ten aanzien van deze tehuizen in de praktijk tot velerlei problemen.
Daarbij worden door feitenrechters verschillende benaderingen gekozen die niet enkel zijn terug te voeren op onderlinge verschillen tussen die verzorgings- en verpleeghuizen.
De aldus ontstane problematiek, die door de regering al werd verwacht maar waarvoor in de wettelijke regeling geen voorziening is getroffen, vraagt om praktisch werkbare uitgangspunten die tot een uniforme rechtstoepassing leiden.
De Hoge Raad formuleert in dit arrest dergelijke uitgangspunten met het oog op een aantal in de praktijk veel voorkomende problemen. Een zekere ruwheid is daarbij onvermijdelijk, geeft de Hoge Raad zelf toe.
Deze uitgangspunten luiden als volgt:
1) Het verblijf van duurzame aard in een verzorgings- of verpleeghuis heeft voor deze ‘bewoners’ het karakter van wonen.
2) De gedeelten van een verzorgings- of verpleeghuis die in hoofdzaak eenzelfde functie hebben als de vergelijkbare gedeelten van een woning, zijn aan te merken als gedeelten in de zin van artikel 220e van de Gemeentewet. Die functies betreffen bijvoorbeeld dagbesteding, slapen, zich wassen en eten.
Alle ruimten in het tehuis die een dergelijke functie hebben, zijn aan te merken als gedeelten in de zin van artikel 220e van de Gemeentewet.
Dat betreft niet alleen de eigen (zit/slaap)kamers van de bewoners, maar ook alle door bewoners gezamenlijk gebruikte ruimten, zoals gemeenschappelijke woonkamers, eetzalen, recreatieruimten, (mede) door bewoners gebruikte keukens en sanitaire ruimten, een en ander met inbegrip van de verkeersruimten die voor de toegang tot die ruimten dienen, zoals gangen, hallen, liften en trappenhuizen.
3) Tot de onder 2 bedoelde gedeelten behoren niet de gedeelten van het tehuis die (nagenoeg) uitsluitend ten dienste staan aan het personeel van de instelling of derden, zoals kantoorruimten, ‘zusterposten’, en andere ruimten waartoe als regel slechts deze personen toegang hebben, zoals c.v.-ruimten en voorraadkamers.
Dit geldt eveneens voor een centrale keuken die (nagenoeg) uitsluitend door personeel van de instelling wordt gebruikt.
4) De voor revalidatie en (para-)medische zorg gebruikte ruimten zijn niet in hoofdzaak dienstbaar aan woondoeleinden.
5) Hetzelfde geldt voor in sommige instellingen aanwezige winkels en voor restaurants die mede voor anderen dan bewoners en hun gasten bestemd zijn.
6) De waarde van de ondergrond moet worden toegerekend naar evenredigheid van de waarde van de gedeelten die in de voorgaande punten zijn onderscheiden.
7) De waarde van voor algemeen gebruik aangewezen parkeerterreinen en parkeergarages wordt eveneens als regel naar evenredigheid toegerekend, ongeacht het feitelijke gebruik door (gasten van) bewoners dan wel personeelsleden.
Het tegen de uitspraak van Hof Den Haag door een verzorgingstehuis ingestelde cassatieberoep wordt gegrond verklaard. De zaak is verwezen voor een nieuwe inhoudelijke behandeling van de vraag of het verzorgingstehuis het gebruikersdeel ozb moet betalen.
Conform A-G IJzerman.

Metadata

Belastingtijdvak
2008
Instantie
HR
Datum instantie
15 november 2013
Rolnummer
11/05565
ECLI
ECLI:NL:HR:2013:1125
bwbid=bwbr0&artikel=220a

Naar de bovenkant van de pagina