Direct naar content gaan

Samenvatting

X (belanghebbende) heeft op 12 mei 2016 ter zake van een vanuit Duitsland naar Nederland overgebrachte, gebruikte kampeerauto een bedrag aan BPM op aangifte voldaan. De kampeerauto is een gesloten bestelauto die is ingericht met recreatieve voorzieningen.

Bij het berekenen van het verschuldigde bedrag aan BPM heeft X – vanwege het feit dat de kampeerauto niet meer in nieuwe staat was – met toepassing van artikel 10, lid 1 en 2, Wet BPM een vermindering in aanmerking genomen. De Inspecteur heeft zich bij het opleggen van de naheffingsaanslag op het standpunt gesteld dat X het op grond van artikel 9 Wet BPM verschuldigde bedrag aan BPM naar een te laag bedrag heeft berekend doordat X een te hoge afschrijving wegens de gebruikte staat in aanmerking heeft genomen. Ook heeft de Inspecteur, met inachtneming van paragraaf 24 BBBB, aan X een verzuimboete van 10% van het nageheven belastingbedrag opgelegd omdat X niet alle BPM op aangifte had betaald (artikel 67c, lid 1, AWR).

X heeft met een beroep op artikel 110 VWEU bezwaar gemaakt tegen zowel de naheffingsaanslag als de boetebeschikking.

Rechtbank Den Haag en Hof Den Haag hebben het beroep respectievelijk het hoger beroep ongegrond verklaard. Op het cassatieberoep van X oordeelt de Hoge Raad ten aanzien van de boete dat het standpunt van X op grond waarvan hij meende het juiste bedrag aan BPM te hebben voldaan, ten tijde van de betaling van de BPM op een pleitbaar standpunt berust. De boetebeschikking kan daarom niet in stand blijven. De naheffingsaanslag blijft wel in stand.

De Hoge Raad verwerpt verder de klacht van X dat de griffierechten in strijd met het Unierecht zijn geheven.

De BPM-heffing bij invoer van auto’s blijft onverminderd tot vele geschillen leiden. De BPM-heffing over in dit geval een vanuit Duitsland naar Nederland overgebrachte gebruikte kampeerauto (met recreatieve voorzieningen) staat in deze noot echter niet centraal. Het gaat in deze noot allereerst over de klacht van belanghebbende dat hij eerst de griffierechten volledig heeft moeten voldoen om zijn geschil door de Hoge Raad te laten beoordelen. Daarna wordt ingegaan op de vernietiging van de aan belanghebbende opgelegde verzuimboete omdat ten tijde van de betaling van de BPM op aangifte sprake was van een pleitbaar standpunt.

Heffing griffierecht en het Unierechtelijke doeltreffendheidsbeginsel

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Autobelastingen
Belastingtijdvak
2016
Instantie
HR
Datum instantie
11 oktober 2019
Rolnummer
18/04973
ECLI
ECLI:NL:HR:2019:1579
Auteur(s)
mr. C.M. Bergman
Pels Rijcken & Droogleever Fortuijn
NLF-nummer
NLF 2019/2302
Aflevering
24 oktober 2019
Judoregnummer
JCDI:NFB2807
bwbr0002320&artikel=67c,bwbr0002320&artikel=67c,bwbr0005537&artikel=8:41&lid=1,bwbr0005537&artikel=8:109&lid=1,bwbr0005806&artikel=10,bwbr0005806&artikel=10,bwbr0005806&artikel=9,bwbr0005806&artikel=9,bwbr0029297,bwbr0029297,bwbv0001506&artikel=110,bwbv0001506&artikel=110

Naar de bovenkant van de pagina