Direct naar content gaan

Samenvatting

De ouders van X (belanghebbende) hebben de blote eigendom van een door hen bewoonde woning in Frankrijk overgedragen aan X, onder voorbehoud van een levenslang vruchtgebruik voor beide ouders en voor de langstlevende ouder. De overdracht heeft plaatsgehad naar Frans recht, en wel als een donation entre vifs à titre de partage anticipé. Nadien is de vader van X overleden.

Voor Hof Den Haag was in geschil of de blote eigendom van de woning niet behoort tot de rendementsgrondslag van X op de voet van artikel 5.4, lid 3, onderdeel a, Wet IB 2001 doordat een vruchtgebruik voor haar moeder op de woning rust op grond van een uiterste wilsbeschikking van wijlen haar vader dan wel buitenlands wettelijk erfrecht. Naar het oordeel van het Hof mist de bepaling hier toepassing. Voor de uitleg van het begrip ‘uiterste wilsbeschikking’ acht het Hof in dit geval mede het toepasselijke Franse recht van belang. Het Hof heeft geoordeeld dat de akte het karakter heeft van een notariële akte van schenking, en niet van een uiterste wilsbeschikking. Het vruchtgebruik is dus niet gevestigd op grond van een uiterste wilsbeschikking. Daarnaast is geen sprake van een verkrijging krachtens Frans erfrecht. De Inspecteur heeft de waarde van de blote eigendom van de Franse woning terecht tot de rendementsgrondslag van box 3 gerekend, aldus het Hof.

X heeft met drie klachten cassatieberoep ingesteld.

Volgens A-G Niessen falen alle klachten en dient de Hoge Raad het cassatieberoep ongegrond te verklaren.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2013-2016
Instantie
A-G
Datum instantie
19 mei 2021
Rolnummer
20/03660
ECLI
ECLI:NL:PHR:2021:584
Auteur(s)
mr. T.C. Hoogwout
Erasmus Universiteit Rotterdam/FBN
NLF-nummer
NLF 2021/1246
Aflevering
24 juni 2021
Judoreg
NFB4400
bwbr0011353&artikel=5.4,bwbr0011353&artikel=5.4

Naar de bovenkant van de pagina