Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

Aan X (belanghebbende) zijn voor het op 23 en 24 augustus 2019 parkeren van zijn auto naheffingsaanslagen in de parkeerbelastingen opgelegd. De auto stond op een vergunninghoudersplaats, terwijl geen parkeerbelasting, door middel van een parkeervergunning of een dagkaart, was voldaan.

X stelt dat zijn auto geparkeerd stond met twee wielen op het trottoir, zodat geen sprake meer was van een fiscale parkeerplaats maar van een zogeheten ‘Mulder’-feit.

Volgens Rechtbank Den Haag leidt het feit dat de auto met twee wielen op het trottoir stond niet tot de conclusie dat geen sprake is geweest van parkeren in de zin van de verordening. De aanslagen zijn terecht opgelegd, aldus de Rechtbank.

X heeft hoger beroep ingesteld maar Hof Den Haag bevestigt het oordeel van de Rechtbank.

Het Hof merkt nog op dat, anders dan X in hoger beroep stelt, geen wettelijke regeling bestaat die in de weg staat te regelen dat op een (algemene) vergunninghoudersplaats mag worden geparkeerd tegen betaling van parkeerbelasting. Er is dus geen reden de in geding zijnde gemeentelijke verordening in zoverre onverbindend te verklaren.

De Hoge Raad heeft op het beroep in cassatie tegen deze uitspraak verworpen onder verwijzing naar artikel 81 Wet RO (20/01605)

Metadata

Rubriek(en)
Lokale heffingen
Belastingtijdvak
2019
Instantie
Hof Den Haag
Datum instantie
1 mei 2020
Rolnummer
19/00781 en 19/00782
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2020:885
NLF-nummer
NLF 2020/1159
Aflevering
14 mei 2020

Naar de bovenkant van de pagina