Direct naar content gaan

Samenvatting

X heeft in 2010 gebruikgemaakt van kinderopvang voor haar vijf kinderen via een gastouderbureau. Daarvoor heeft zij een bedrag van € 34.566 aan voorschotten kinderopvangtoeslag ontvangen. Bij besluit van 24 augustus 2011 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het voorschot kinderopvangtoeslag van X over 2010 herzien en vastgesteld op nihil en het te veel betaalde teruggevorderd.

In geschil is de toepassing van artikel 33, lid 3, Awir en de redelijkheid van de terugvordering op grond van artikel 26 Awir.

Op grond van artikel 33, lid 3, Awir kan de Belastingdienst/Toeslagen een besluit nemen om een derde, die kan beschikken over een bankrekening waarop een voorschot of tegemoetkoming is uitbetaald, hoofdelijk aansprakelijk te stellen voor het bedrag dat wordt teruggevorderd. De Belastingdienst/Toeslagen heeft hiermee een extra verhaalsmogelijkheid. Hij kan het bedrag zowel van de aanvrager van de toeslag als van de derde terugvorderen.

Deze bepaling is echter op 1 januari 2014 in werking getreden.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: ABRvS) ziet geen reden om deze bepaling ook voor de voorliggende jaren toe te passen. Voorts ziet zij thans aanleiding om tot een andere uitleg van artikel 26 Awir te komen. Anders dan de ABRvS eerder heeft geoordeeld, is weliswaar in die bepaling een betalingsverplichting van de belanghebbende neergelegd, maar is hierin niet imperatief voorgeschreven dat de Belastingdienst/Toeslagen het gehele bedrag van de belanghebbende moet terugvorderen. De bepaling biedt de Belastingdienst/Toeslagen dus discretionaire ruimte bij de vaststelling van het bedrag dat wordt teruggevorderd. Dit betekent dat de Belastingdienst/Toeslagen op grond van artikel 3:4, lid 1, Awb de rechtstreeks bij het besluit betrokken belangen moet afwegen en onder bijzondere omstandigheden van terugvordering kan afzien of het terug te vorderen bedrag kan matigen, ook als die omstandigheden al bij de vaststelling van de kinderopvangtoeslag aan de orde konden komen. Op grond van artikel 3:4, lid 2, Awb mogen de nadelige gevolgen van dat besluit voor een belanghebbende namelijk niet onevenredig zijn in verhouding tot de met dat besluit te dienen doelen.

Het gevolg van deze nieuwe uitleg van artikel 26 Awir is dat de Belastingdienst/Toeslagen bij de terugvordering van toeslagen meer mogelijkheden krijgt om in individuele gevallen maatwerk te leveren. Daarbij wordt in gevallen waarin dat aan de orde is het belang van het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik meer in evenwicht gebracht met de gerechtvaardigde belangen van de burger.

Waar de in NLF 2019/2474 opgenomen uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: ABRvS) bevestigend antwoordt op de vraag of bij gedeeltelijke voldoening van kosten recht bestaat op gedeeltelijke kinderopvangtoeslag, betreft de onderhavige procedure de terugvordering van het bedrag van ten onrechte genoten voorschotten kinderopvangtoeslag.

De oude lijn in de jurisprudentie

Metadata

Rubriek(en)
Toeslagen
Belastingtijdvak
2010, 2014, 2015
Instantie
Raad van State
Datum instantie
23 oktober 2019
Rolnummer
201802802/1/A2 en 201900753/1/A2
ECLI
ECLI:NL:RVS:2019:3536
Auteur(s)
Edwin Thomas
Tilburg University/Zelfstandig belastingadviseur
NLF-nummer
NLF 2019/2475
Aflevering
14 november 2019
Judoreg
NFB2851
bwbr0002320&artikel=26,bwbr0018472&artikel=33,bwbr0005537&artikel=3:4

Naar de bovenkant van de pagina