Direct naar content gaan

Samenvatting

De Ontvanger heeft met dagtekening 20 april 2018 aan X (belanghebbende) medegedeeld (hierna: de mededeling) dat een recht op teruggaaf BPM wordt verrekend met een openstaande schuld van X bij de Ontvanger.

X heeft tegen deze mededeling bezwaar gemaakt. De Ontvanger heeft het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. X heeft daarop beroep (ongegrond) en hoger beroep ingesteld.

Hof Amsterdam bevestigt het oordeel van Rechtbank Haarlem dat met betrekking tot de verrekening slechts een vordering bij de burgerlijke rechter kan worden ingesteld. De Ontvanger heeft het bezwaar tegen de verrekening terecht kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Gelet op dit oordeel was de Ontvanger ingevolge artikel 7:3 Awb ook niet verplicht om X te horen alvorens uitspraak op bezwaar te doen. Het beroep op het Unierechtelijke verdedigingsbeginsel baat X niet reeds omdat de mededeling tot verrekening niet aan te merken is als een bezwarend besluit.

Het Hof beslist verder dat het de wetgever vrij staat om te kiezen voor een vast griffierecht, zonder rekening te houden met het (proces)belang. De hoogte van het (vaste) griffierecht dat wordt geheven is volgens het Hof ook niet buitenproportioneel. X komt voorts niet in aanmerking voor vermindering van het verschuldigde griffierecht vanwege zijn financiële situatie.

Het hoger beroep is ongegrond.

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
niet bekend
Instantie
Hof Amsterdam
Datum instantie
11 augustus 2020
Rolnummer
19/00719
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2020:2298
NLF-nummer
NLF 2020/1915
Aflevering
3 september 2020
bwbr0005537&artikel=7:1,bwbr0005537&artikel=7:1,bwbr0005537&artikel=7:3,bwbr0005537&artikel=7:3,bwbr0005537&artikel=8:1,bwbr0005537&artikel=8:1,bwbr0005537&artikel=8:2,bwbr0005537&artikel=8:2

Naar de bovenkant van de pagina