Direct naar content gaan

Samenvatting

Stichting X (belanghebbende) beheert een natuurpark dat toegankelijk is voor publiek. Het kan te voet, op de fiets, te paard, met het openbaar vervoer, per touringcar en met de auto worden bezocht.

Een beperkt gedeelte van het park is toegankelijk voor auto’s. Bezoekers die het park met de auto wensen binnen te gaan, betalen daarvoor naast de entreeprijs een vergoeding per auto.

Aan bezoekers die met de auto naar het park komen, maar het park niet met de auto willen binnengaan, biedt X bij elk van de drie ingangen tegen een afzonderlijke vergoeding gelegenheid tot parkeren op een daarvoor bestemd terrein (hierna: de parkeerterreinen). De parkeerterreinen zijn gelegen buiten de hekken van het park.

In deze procedure is het omzetbelastingtarief in geschil voor het parkeren bij de ingangen van het park (buiten de hekken).

Hof Arnhem-Leeuwarden heeft geoordeeld dat het bieden van gelegenheid tot parkeren buiten de hekken van het park voor de modale bezoeker van het park een doel op zich is. Het is daarom een zelfstandige prestatie die niet bijkomend is ten opzichte van het verlenen van toegang tot het park, zodat die prestatie is onderworpen aan het algemene omzetbelastingtarief.

X heeft cassatieberoep ingesteld maar de Hoge Raad verklaart dat ongegrond.

In de oordelen van het Hof ligt het – juiste – uitgangspunt besloten dat het gebruikmaken van parkeergelegenheid voor een auto op de plaats van bestemming, voor een automobilist in beginsel een doel op zich vormt. Tevens ligt daarin besloten het oordeel van het Hof dat dit niet anders wordt in een geval als het onderhavige waarin een automobilist die het park bezoekt, ervoor kiest zijn auto voorafgaand aan het bezoek aan het park op één van de parkeerterreinen achter te laten.

Conform Conclusie A-G Ettema (NLF 2018/0492, met noot van Verstappen).

Een ouderwets leuke zaak. Moet het verlenen van toegang tot een park (belast tegen het verlaagde tarief) en het gelegenheid geven tot parkeren (belast tegen het algemene tarief) worden beschouwd als één enkele samengestelde prestatie of als twee zelfstandige prestaties?

De discussie over ‘parkeren bij’ is eerder gevoerd. Twee zelfstandige prestaties, zo volgde ruim twaalf jaar geleden uit het Efteling-arrest. In deze ‘retro-zaak’ wordt een nieuwe poging gewaagd. Het HvJ heeft veel jurisprudentie gewezen over de problematiek rondom gecombineerde prestaties. Volgens het HvJ moet een prestatie met name als bijkomend bij de hoofdprestatie worden beschouwd wanneer zij voor de klanten geen doel op zich is, maar een middel om van de hoofdprestatie van de dienstverrichter optimaal gebruik te kunnen maken. Vanuit het perspectief van het gemiddelde park is het, gelet op de prijs die vaak geenszins in verhouding staat tot de toegang tot het park, haast onmogelijk vol te houden dat geen sprake is van ‘een doel op zich’. Maar het gaat niet om het perspectief van de ondernemer. Het gaat om de beleving van de modale consument. Volgens Hof Arnhem-Leeuwarden weet een bezoeker die met de auto komt dat hij deze niet zomaar ergens kan achterlaten. Het bieden van parkeergelegenheid voorziet volgens het Hof in diens behoefte aan een tijdelijke bestemming voor de auto. De bezoeker had als het ware ook met het openbaar vervoer kunnen komen. Daarin ligt besloten, aldus de Hoge Raad, dat het parkeren een doel op zich is.

In mijn ogen wordt het parkeren pas een doel op zich wanneer mensen hun auto bij het park parkeren om vervolgens, in plaats van het park te bezoeken, iets heel anders gaan doen. Dat lijkt mij onwaarschijnlijk. Veelal valt er in de omgeving verder niets te beleven. Een ander voorbeeld. Als ik bij het bezoeken van een concert tegen betaling mijn jas afgeef bij de dames en heren van de garderobe, dan is dat in de redenering van de Hoge Raad waarschijnlijk eveneens een doel op zich en niet een middel om het bijwonen van het concert aantrekkelijker te maken. Dat standpunt wordt ook ingenomen in de huidige toelichting op Tabel I, die vermeldt dat het algemene tarief van toepassing is op garderobediensten wanneer sprake is van een aparte vergoeding (sinds wanneer is dit een criterium?) en de garderobe wordt uitgebaat door een derde. Ik had mijn jas ook bij me kunnen houden of thuis kunnen laten. Dat had inderdaad gekund. Het is natuurlijk erg Nederlands om nu te roepen dat ‘men’ de modale consument in de kou laat staan, maar enigszins in verwarring is hij wel gebracht.

Metadata

Rubriek(en)
Omzetbelasting
Belastingtijdvak
augustus 2012
Instantie
HR
Datum instantie
16 augustus 2018
Rolnummer
16/05128
ECLI
ECLI:NL:HR:2018:1318
Auteur(s)
mr. J. Sanders jr.
RELX
NLF-nummer
NLF 2018/1905
Aflevering
6 september 2018
Judoreg
NFB1753
bwbr0002629,bwbr0002629&artikel=9,bwbv0001506&artikel=49,bwbr0002629&artikel=3,bwbr0002629&artikel=4,bwbr0002629&artikel=6a,bwbr0002629&artikel=6b,bwbr0002629&artikel=6c,bwbr0002629&artikel=6c&lid=1,bwbr0002629&artikel=6d,bwbr0002629&artikel=6f,bwbr0002629&artikel=6g,bwbr0002629&artikel=6h,bwbr0002629&artikel=6i,bwbr0002629&artikel=9,bwbr0002629&artikel=9&lid=2,bwbr0002629&artikel=11&lid=1,bwbr0002629&artikel=11&lid=1,bwbr0002629&artikel=11&lid=1,bwbr0002629&artikel=11&lid=1,bwbr0002629&artikel=20&lid=1,bwbr0002672&artikel=15e&lid=10,bwbr0002672&artikel=10a,bwbr0002672&artikel=12a&lid=1,bwbr0002672&artikel=15,bwbr0002672&artikel=15&lid=16,bwbr0002672&artikel=15b,bwbr0002672&artikel=20&lid=7,bwbr0002672&artikel=20a,bwbr0002672&artikel=24&lid=2,bwbr0002672&artikel=28b,bwbr0002672&artikel=28b&lid=4,bwbr0002740&artikel=14&lid=2,bwbr0004770&artikel=43&lid=1

Naar de bovenkant van de pagina