Direct naar content gaan

Samenvatting

X (bv; belanghebbende) is een tophoudster en hield (middellijk) alle aandelen in een Belgisch coördinatiecentrum. X heeft – kort gezegd – een grote schuld aan het coördinatiecentrum en is in 2001 13 miljoen euro rente verschuldigd.

Anders dan Rechtbank Haarlem (nr. 06/10338, LJN BF0870) is Hof Amsterdam (nr. 08/01047, LJN BP0670) van oordeel dat de aan het Belgische coördinatiecentrum verschuldigde rente van aftrek is uitgesloten op grond van artikel 10a, lid 2, Wet VpB 1969 (tekst 2001). Volgens het Hof houdt de geldlening van het coördinatiecentrum namelijk verband met een winstuitdeling aan een verbonden lichaam en is X er niet in geslaagd het tegenbewijs te leveren dat artikel 10a, lid 3, Wet VpB 1969 verlangt. Aan de winstuitdeling liggen weliswaar zakelijke motieven ten grondslag, maar dat betekent volgens het Hof nog niet dat aangaande de wijze waarop aan die motieven uitvoering wordt gegeven een onbeperkte vrijheid bestaat. Volgens het Hof is de renteaftrekbeperking ook niet in strijd met de vrijheid van vestiging. De belemmering van de maatregel wordt gerechtvaardigd door het anti-misbruikkarakter. De regeling is volgens het Hof ook proportioneel. Tegen dit oordeel heeft X cassatieberoep ingesteld. 

De Hoge Raad bevestigt echter het oordeel van het Hof en verklaart het cassatieberoep ongegrond. Conform conclusie A-G Niessen.

Metadata

Rubriek(en)
Vennootschapsbelasting
Internationaal belastingrecht
Belastingtijdvak
2001
Instantie
HR
Datum instantie
1 maart 2013
Rolnummer
11/00675
ECLI
ECLI:NL:HR:2013:BV1426
ECLI:NL:PHR:2013:BV1426
bwbr0002672&artikel=10a,bwbr0002672&artikel=10a&lid=3,bwbv0001506&artikel=49

Naar de bovenkant van de pagina