Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

Aan een belastingplichtige zijn twee navorderingsaanslagen inkomstenbelasting met boetebeschikking opgelegd op 3 oktober 2001. De aanslagbiljetten zijn naar het adres gestuurd waar hij stond ingeschreven, maar waar toen, naar hij beweert, feitelijk anderen woonden. Zelf verbleef hij naar zijn zeggen rond die tijd in Marokko terwijl hij enige tijd later enkele maanden gedetineerd was. De feitelijke bewoners hadden de aanslagbiljetten niet ontvangen en dat zou er de oorzaak van zijn geweest dat hij pas na augustus 2004 bezwaarschriften had kunnen indienen. Omdat de inspecteur niet kon aantonen dat de stellingen van de man onjuist waren en niet duidelijk is geworden wanneer de man kennis had gekregen van het bestaan van de aanslagen, had het Hof de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar tegen de boete vernietigd en in het verlengde daarvan ook de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaarschrift tegen de navorderingsaanslagen. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Hof omdat volgens het sinds 1 januari 1998 geldende boeterecht de aanslagen en de boetes bij afzonderlijke beschikkingen worden opgelegd. Of de belastingplichtige bij de overschrijding van de termijn voor de indiening van een bezwaarschrift tegen de navorderingsaanslagen al dan niet in verzuim is geweest moet alsnog door het verwijzingshof worden vastgesteld.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
1999-2000
Instantie
HR
Datum instantie
25 april 2008
Rolnummer
43.871
ECLI
ECLI:NL:HR:2008:BD0469

Naar de bovenkant van de pagina