Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

In 2020 bestond de Stichting Europese Fiscale Studies (EFS) van de Erasmus Universiteit 30 jaar. Ter gelegenheid daarvan heeft NLFiscaal in opdracht de fraaie Engelstalige jubileumbundel European Fiscal Essays uitgegeven. Een verzameling zeer hoogwaardige beschouwingen. De uitgave staat onder redactie van Peter Kavelaars. Andere auteurs zijn: Dirk Albregtse, Henk van Arendonk, Sybrand Cnossen, Sigrid Hemels, Han Kogels, Madeleine Merkx, René van der Paardt, Erik Ros, Martijn Schippers, Ton Stevens, Leo Stevens, Maarten de Wilde en Walter de Wit.

Antidumpingrecht

De Europese Commissie heeft op 13 mei 2013 een definitief antidumpingrecht ingesteld op tafel‑ en keukengerei van keramiek op grond van Uitvoeringsverordening 412/2013 (hierna: de verordening). Een antidumpingrecht kan worden ingesteld op elk product waarvan dumping plaatsvindt, wanneer het in de Europese Unie in het vrije verkeer brengen daarvan schade veroorzaakt. De Europese Commissie heeft de hoogte van de antidumpingrechten vastgesteld op 36,1% van de waarde van de ingevoerde producten afkomstig van ondernemingen niet genoemd in de verordening. Op producten van sommige ondernemingen genoemd in de verordening zijn verlaagde antidumpingrechten van toepassing. Om in aanmerking te komen voor een verlaagd antidumpingrecht dient er aan de douaneautoriteiten van de lidstaten een geldige handelsfactuur te worden overgelegd van deze ondernemingen. Als een dergelijke factuur niet wordt overgelegd, wordt het recht toegepast dat voor ‘alle andere ondernemingen’ geldt.

Omdat dit artikel niet vermeldt wanneer deze factuur dient te worden overgelegd, rijst de vraag of dit artikel toestaat dat voor de eerste vaststelling van het definitief antidumping recht achteraf een geldige handelsfactuur wordt overgelegd. Nu dit ook nergens in de verordening is uitgewerkt, wordt deze vraag voorgelegd aan het HvJ. Na eerst te hebben overwogen dat ook het CDW niet expliciet bepaalt wanneer een handelsfactuur moet worden overgelegd, gebruikt het HvJ vervolgens artikel 78 CDW. Opvallend genoeg is dit ook het artikel dat de basis vormt van de tweede prejudiciële vraag van de belastingrechter in München, die door het HvJ overigens niet wordt beantwoord omdat deze reeds is behandeld bij de eerste prejudiciële vraag. Op grond van artikel 78 CDW kan tot herziening van de aangifte worden overgegaan. Het HvJ interpreteert de mogelijkheid tot herziening ruim. Het HvJ oordeelt dat artikel 78 CDW erin bestaat de douaneprocedure af te stemmen op de werkelijke situatie. In dit kader verwijst het HvJ naar zijn arrest van 10 december 2015. Op basis hiervan komt het HvJ tot zijn antwoord dat een handelsfactuur achteraf mag worden overgelegd, mits voldaan is aan de andere voorwaarden en wanneer de eerbiediging van de goede toepassing van de antidumpingrechten gewaarborgd is. Deze ruime toepassing van artikel 78 CDW bleek mijns inziens ook al uit eerdere jurisprudentie van het HvJ, waaronder het arrest van 20 oktober 2005 waarin het HvJ overweegt dat:

Metadata

Rubriek(en)
Europees belastingrecht
Auteur(s)
Peter Kavelaars
Erasmus Universiteit Rotterdam
NLF-nummer
NLF Boek 2021/1
Judoreg
NFB4102

Naar de bovenkant van de pagina