Met de op Prinsjesdag 2019 voorgestelde invoering van een bronbelasting op renten en royalty’s (Wet bronbelasting 2021) wordt door het kabinet beoogd dat de term Nederland-doorstroomland spoedig tot het verleden gaat behoren. De conditionele bronbelasting heeft al menige pen geroerd, maar de formeelrechtelijke bepalingen zoals de geïntroduceerde inlichtingenverplichting en bestuurdersaansprakelijkheid die daarin zijn begrepen, hebben tot op heden nog weinig aandacht gekregen. Deze bijzondere bepalingen zijn een nader onderzoek echter meer dan waard en staan derhalve centraal in deze bijdrage van Lukas Hendriks en Sanne Verhage.
De op Prinsjesdag 2019 voorgestelde invoering van een bronbelasting op renten en royalty’s (Wet bronbelasting 2021 of Wet Bb 2021) is onderdeel van het kabinetsbeleid om (internationale) belastingontwijking te bestrijden. De conditionele bronbelasting heeft al menige pen geroerd, maar de formele aspecten zoals de heffingssystematiek, de geïntroduceerde inlichtingenverplichting en de bestuurdersaansprakelijkheid, zijn tot op heden in mindere mate belicht.
In de memorie van toelichting is aangegeven dat de maatregelen op het vlak van het formele belastingrecht en de invordering dienstbaar zijn aan het prohibitieve karakter van de bronbelasting en beogen mogelijk misbruik effectief te kunnen bestrijden.