Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

Bezwaren tegen de berekening van de vermogensrendementsheffing (box 3) in de aanslag IB 2017 zijn door staatssecretaris Snel van Financiën aangewezen als massaal bezwaar. Deze aanwijzing als massaal bezwaar is de tweede onder het huidige recht.


Volgens Wendy Nent is de aanwijzing op een aantal punten niet duidelijk.

Opinie

De vermogensrendementsheffing houdt de gemoederen nog altijd flink bezig. Recentelijk heeft de staatssecretaris een beleidsbesluit gepubliceerd waarin hij bezwaarschriften tegen definitieve aanslagen IB 2017 waarbij de vermogensrendementsheffing een geschilpunt is, aanmerkt als massaal bezwaar. Het gaat hier uitsluitend om bezwaarschriften die de volgende rechtsvraag bevatten:

‘Is de vermogensrendementsheffing in het belastingjaar 2017, uitgaande van de forfaitaire elementen van het stelsel, in onderlinge samenhang en met inachtneming van het heffingsvrije vermogen en het belastingtarief van 30%, op regelniveau in strijd met:
  1. artikel 1 Eerste Protocol bij het EVRM zonder dat de schending van de “fair balance” op het niveau van de individuele belastingplichtige wordt beoordeeld; of
  2. het discriminatieverbod van artikel 14 EVRM?’

De aanwijzing als massaal bezwaar is voor het jaar 2017 onder het huidige recht gedaan. Dat is een wezenlijk verschil met de oudere jaren, waarin de aanwijzing plaats heeft gevonden onder het recht dat tot 1 januari 2016 van kracht was. Een van de belangrijkste verschillen is dat onder de huidige massaalbezwaarregeling altijd individueel en massaal bezwaar gemaakt moet worden. Dat staat ook duidelijk in de aanwijzing.

Aanwijzing onduidelijk

De aanwijzing is echter een stuk minder duidelijk waar het gaat om ‘gemengde’ bewaarschriften, waarin naast de in de aanwijzing vermelde rechtsvragen ook andere geschilpunten aan de orde worden gesteld. De staatssecretaris lijkt hier in zijn aanwijzing mee te worstelen wat blijkt uit deze passage:

‘Als een bezwaarschrift (mede) ziet op andere geschilpunten, niet betreffende de vermogensrendementsheffing, doet de inspecteur het bezwaar op die punten individueel af. Ook in dat geval wordt de definitieve aanslag herzien op het punt van de rechtsvraag, als de Belastingdienst niet geheel in het gelijk wordt gesteld. Als een belastingplichtige van mening is dat in zijn geval de vermogensrendementsheffing een individuele en excessieve last vormt die in strijd is met de “fair balance”, kan hij niet deelnemen aan de massaalbezwaarprocedure. Deze belastingplichtige moet dan een individueel bezwaarschrift indienen dat voldoet aan de vereisten van de Algemene wet bestuursrecht.’

De eerste zin van dit citaat is al opmerkelijk. Wat er feitelijk staat is dat, wanneer een belastingplichtige vindt dat de vermogensrendementsheffing in het algemeen onverbindend is en hij het niet eens is met bijvoorbeeld een correctie op zijn winst uit onderneming in box 1, het bezwaarschrift voor wat betreft het box 1-gedeelte individueel wordt behandeld. Dat lijkt me juist. Wanneer dezelfde belastingplichtige echter vindt dat de vermogensrendementsheffing in het algemeen onverbindend is en hij het niet eens is met bijvoorbeeld een correctie op de waarde van zijn vakantiehuis in box 3, zou een gedeeltelijke individuele behandeling niet mogelijk zijn, aldus de staatssecretaris. Dat lijkt niet te kloppen. De wet maakt voor de wijze van behandeling van dergelijke gemengde bezwaarschriften immers geen onderscheid op basis van de inhoud van het bezwaarschrift.

De laatste twee zinnen van het citaat zijn naar mijn mening niet duidelijk. Het meest gangbare subsidiaire geschilpunt met betrekking tot de vermogensrendementsheffing is nou net de vraag of sprake is van een individuele en buitensporige last. Het is echter niet zo dat een gemengd bezwaarschrift niet mee kan doen aan de massaalbezwaarprocedure. Ziet het bezwaarschrift op andere geschilpunten dan de aangewezen rechtsvragen, dan wordt het gesplitst behandeld. Voor de hiervóór genoemde rechtsvragen vallen ze onder de massaalbezwaarprocedure en voor de overige geschilpunten beslist de Inspecteur op individuele wijze. Deze gesplitste behandeling blijkt naar mijn mening ook duidelijk uit de parlementaire geschiedenis.

De geciteerde passage uit de aanwijzing is dus onjuist dan wel minstens onduidelijk geformuleerd. En dat lijkt de staatssecretaris nu ook te hebben ontdekt. Op 29 augustus 2018 heeft hij Kamervragen over de massaalbezwaarprocedure voor de vermogensrendementsheffing beantwoord. Er is klaarblijkelijk een groter aantal gemengde bezwaarschriften ingediend dan was verwacht, met als subsidiair geschilpunt de individuele en buitensporige last. De staatssecretaris is in deze Kamerbrief gelukkig iets genuanceerder dan in de aanwijzing massaal bezwaar. Hij schrijft nu dat een gemengd bezwaar ‘in zijn geheel niet’ kan meelopen in de massaalbezwaarprocedure, wat correct is. Vervolgens beschrijft hij een ‘passende wijze’ voor het afhandelen van deze gemengde bezwaarschriften. Deze passende wijze is een gesplitste behandeling van de bezwaarschriften. Dit is naar mijn mening geen passende of praktische oplossing, maar gewoon de (bedoeling van de) wet. Het is evenwel netjes dat de staatssecretaris ervoor laat zorgen dat belastingplichtigen die dit aangaat per brief worden geïnformeerd over de wijze van afdoening en dat zij nog eens in de gelegenheid worden gesteld om hun bezwaar nader te motiveren.

Onnodige rompslomp

Ik voorzie nog wel een knelpunt. De gemengde bezwaarschriften zullen gedeeltelijk individueel worden gaan behandeld waarbij de Awb onverkort van toepassing is. Dit houdt in dat de Inspecteur zijn beslistermijnen in de gaten moet houden en zal moeten verdagen indien nodig. Dat gaat vermoedelijk leiden tot onnodige rompslomp. Als de Belastingdienst de afgesplitste individuele bezwaarschriften niet gaat aanhouden, zullen belastingplichtigen alert moeten zijn op het tijdig indienen van een beroepschrift tegen de individuele uitspraak. Daarna zitten de Rechtbanken met een mogelijk knelpunt. Zij zullen beroepschriften krijgen waarin een beroep wordt gedaan op de individuele en buitensporige last en daarover moeten oordelen. Maar wellicht is een oordeel over dat geschilpunt helemaal niet nodig als de vermogensrendementsheffing in zijn geheel onverbindend wordt verklaard middels de massaalbezwaarprocedure. Wellicht is het goed om in de wet op te nemen dat de beslissing op de afgesplitste individuele bezwaarschriften uitgesteld wordt (of kan worden) tot het moment waarop de beslissing in de massaalbezwaarprocedure is genomen. Stof tot nadenken voor de staatssecretaris lijkt me.

Conclusie

Deze aanwijzing als massaal bezwaar is de tweede onder het huidige recht. Ook op de eerste aanwijzing, die zag op de bezwaarschriften privégebruik auto in de btw, was het nodige aan te merken. Voor zover de wet onduidelijk is, lijkt het mij beter om daar iets aan te doen, dan aanwijzingen op te stellen die later nog dienen te worden toegelicht. Daar wordt de afwikkeling van massale bezwaren niet leuker en al zeker niet makkelijk door.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Auteur(s)
mr. W.E. Nent
BDO
NLF-nummer
NLF Opinie 2018/47
Judoreg
NFB2201
Publicatiedatum
19 september 2018

Naar de bovenkant van de pagina