Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

X (belanghebbende) is eigenaar van een kantoorgebouw. De onroerende zaak is begin 2011 in gebruik genomen. De onroerende zaak is in gebruik bij de Dienst Uitvoering Onderwijs en de Belastingdienst.

In 2012 is begonnen met de bouw van een parkeergarage en een fietsenstalling. Op de toestandsdatum 1 januari 2013 was sprake van een parkeergarage en een fietsenstalling in aanbouw.

In geschil is de waarde van de onroerende zaak op de waardepeildata 1 januari 2011 (toestandsdatum 1 januari 2012) en 1 januari 2012 (toestandsdatum 1 januari 2013).

De Heffingsambtenaar van de gemeente Groningen bepleit waarden van respectievelijk € 90.011.000 en € 96.629.000.

X heeft zich in hoger beroep verenigd met de door Rechtbank Noord-Nederland vastgestelde waarden van € 71.000.000 respectievelijk € 80.000.000.

Hof Arnhem-Leeuwarden heeft aannemelijk geacht dat X bij de realisatie van de onroerende zaak niet uitsluitend een winstoogmerk heeft gehad, maar kennelijk, als subjectieve omstandigheid, tevens een bijdrage heeft willen leveren aan de regionale sociaaleconomische ontwikkeling in het noorden van Nederland en dat geen (andere) marktpartij in staat zou zijn de onroerende zaak met een uitsluitend winstoogmerk rendabel te verhuren. Het Hof is daarom gekomen tot waardering op basis van de gecorrigeerde vervangingswaarde, als gelegen boven marktwaarde. Het heeft de waarden in goede justitie vastgesteld op respectievelijk € 80.000.000 (kalenderjaar 2012) en € 90.000.000 (kalenderjaar 2013).

Tegen dit oordeel heeft X cassatieberoep ingesteld, maar volgens A-G IJzerman is dit ongegrond. Volgens de A-G dient hier de gecorrigeerde vervangingswaarde, als hoger dan de marktwaarde, te worden toegepast als waarderingsmaatstaf. Het onderscheid tussen courant en incourant acht de A-G achterhaald. Overigens tekent de A-G aan dat in een waardering op gecorrigeerde vervangingswaarde per definitie subjectieve omstandigheden kunnen worden meegewogen, zoals wat de eigenaar van het pand daarmee heeft gedaan en beoogd.

Procesgang

De weging van feiten en omstandigheden kan in de verschillende stadia van de procesgang anders uitpakken. Daar waar de Rechtbank oordeelde, dat sprake is van een courante niet-woning, waarvoor volgens de hoofdregel van het Pieperschuur-arrest geldt dat de gecorrigeerde vervangingswaarde (hierna: GVW) niet hoger kan zijn dan de waarde in het economische verkeer (hierna: WEV), oordeelt het Hof daarentegen dat het Pieperschuur-arrest niet van toepassing is, aangezien ook andere dan commerciële overwegingen ten grondslag hebben gelegen aan de nieuwbouw van dit kantoorpand. De GVW kan volgens het Hof daarom hoger zijn dan de WEV. Aangezien de hoogste van de twee gekozen moet worden op grond van artikel 17, lid 3, Wet WOZ, concludeert het Hof tot een hogere WOZ-waarde dan de Rechtbank.

Hoge bouwkosten

Metadata

Rubriek(en)
Lokale heffingen
Belastingtijdvak
2012-2013
Instantie
A-G
Datum instantie
11 april 2019
Rolnummer
18/02353
ECLI
ECLI:NL:PHR:2019:379
Auteur(s)
Anneke Monsma
Erasmus Universiteit Rotterdam
NLF-nummer
NLF 2019/1235
Aflevering
30 mei 2019
Judoreg
NFB2507
bwbr0007119&artikel=17,bwbr0007119&artikel=17

Naar de bovenkant van de pagina