Direct naar content gaan

Samenvatting

In deze zaak betreft het geschil de naheffing van motorrijtuigenbelasting voor het tijdvak van 1 april tot en met 30 juni 1983. X (belanghebbende) stelt dat zij geen vervolgaangifte heeft ontvangen en dat er geen belasting met een verhoging van 100% moet worden nageheven over een periode waarin het motorrijtuig niet werd gebruikt.
Hof Arnhem oordeelde als volgt:
- Het standpunt van X dat de uitspraak op bezwaar moet zijn ondertekend is onjuist.
- De termijn voor het indienen van het vertoogschrift door de Inspecteur is niet overschreden.
Met betrekking tot de naheffing oordeelde het Hof dat:
- Indien de weg wordt gebruikt zonder vooraf betaling van de belasting, de belasting berekend wordt over de twaalf maanden voorafgaand aan de gebeurtenis, ongeacht of het voertuig in die periode werd gebruikt.
- X heeft niet aannemelijk gemaakt dat het voertuig in de genoemde periode geen gebruik van de weg heeft gemaakt.
- Er zijn geen gronden aangevoerd tegen de beslissing van de Inspecteur om geen kwijtschelding van de verhoging te verlenen.
Tegen dit oordeel heeft X cassatieberoep ingesteld en de Hoge Raad verklaart dit gegrond.
- De termijnoverschrijding bij de verhoging moet worden beoordeeld op basis van ‘redelijke termijn’-vereisten.
- Het uitblijven van vervolgaangiften kan van belang zijn bij de beoordeling van kwijtschelding.
- De klachten over de enkelvoudige belasting vereisen geen nadere rechtsvraagbeantwoording.
De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Hof en de zaak wordt voor verdere behandeling terugverwezen.

Metadata

Rubriek(en)
Autobelastingen
Belastingtijdvak
1 mei 1982 t/m 30 april 1983
Instantie
Hoge Raad
Datum instantie
26 oktober 1988
Rolnummer
25.383
ECLI
ECLI:NL:HR:1988:ZC3931
bwbr0006324&artikel=16,bwbv0001000&artikel=6

Naar de bovenkant van de pagina