Direct naar content gaan

Samenvatting

Om vooraf zekerheid te verkrijgen dat de commanditaire vennoten in een film-CV gerechtigd zijn tot de fiscale faciliteiten van de filmstimuleringsmaatregelen zoals willekeurige afschrijving en investeringsaftrek is door een CV met de inspecteur op 18 maart 2002 een winstvaststellingsovereenkomst gesloten. Die wordt op 4 november 2004 door de inspecteur beëindigd omdat de CV zich volgens hem niet aan de overeenkomst heeft gehouden.
Een man is in 2002 commanditair vennoot geworden in de CV. Ter zake van zijn inbreng heeft de participant een bedrag van 10.000 euro gestort. Hij heeft een verlies uit onderneming van 13.191 euro waaronder filminvesteringsaftrek tot een bedrag van 3.191 euro euro aangegeven. Voor het Hof was in geschil of de inspecteur op grond van de opzegging van de winstvaststellingsovereenkomst terecht het verlies niet in aanmerking heeft genomen.
Het Hof heeft geoordeeld dat de inspecteur op basis van een artikel in de overeenkomst gerechtigd was om de overeenkomst op te zeggen. Reden hiervoor was dat de CV zich door het - laten - ontstaan van een situatie waarin (substantiële) kosten van het filmproject niet voor rekening van de CV kwamen, niet heeft gehouden aan de afspraak dat de film (volledig) voor haar rekening en risico zou worden vervaardigd. Het Hof acht het echter evident in strijd met het evenredigheidsbeginsel dat aan de budgetoverschrijding (met 17,5%) het gevolg wordt verbonden dat aan de commanditaire vennoten de fiscale filmfaciliteiten worden ontzegd.
De Staatssecretaris van Financiën heeft in cassatie onder meer aangevoerd dat het Hof met zijn oordeel dat het evenredigheidsbeginsel is geschonden buiten de rechtsstrijd is getreden. Het cassatieberoep van de staatssecretaris wordt op dit punt gegrond verklaard. Aangezien strijd met het evenredigheidsbeginsel voor het Hof niet is gesteld, is het Hof buiten de rechtsstrijd getreden.
Gelet hierop kan de uitspraak van het Hof niet in stand blijven. Aangezien het Hof in cassatie onbestreden heeft geoordeeld dat de inspecteur gerechtigd was de winstvaststellingsovereenkomst op te zeggen, wordt de uitspraak van de inspecteur door de Hoge Raad bevestigd. Conform A-G Niessen.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2002
Instantie
HR
Datum instantie
16 maart 2012
Rolnummer
09/03347
ECLI
ECLI:NL:HR:2012:BU6477
ECLI:NL:PHR:2012:BU6477
bwbr0005537&artikel=8:69&lid=1

Naar de bovenkant van de pagina