Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

De exploitant van een reclamebureau geeft voor 1997 een negatief belastbaar inkomen aan van fl. 17.540. Bij de aanslagregeling heeft de inspecteur een aanslag IB van nihil en een beschikking voor compensabel verlies 1997 van fl. 17.540 vastgesteld. Dat verlies is via carry back verrekend met het inkomen 1994.
Bij een boekenonderzoek over 1997 oordeelt de fiscus dat de omzet fl. 36.000 hoger is geweest.
Daaruit vloeit een navorderingsaanslag over 1997 voort. Tevens wordt door middel van navordering over 1994 de carry back naar dat jaar ongedaan gemaakt. Na bezwaar wordt het belastbaar inkomen 1997 verminderd en wordt de aanslag op nihil wordt vastgesteld. Er is ook een bezwaarschrift tegen de navorderingaanslag IB 1994 ingediend die uitsluitend leidt tot het schrappen van de boete. Tegen deze uitspraak op bezwaar komt de exploitant niet in beroep maar tegen die inzake de IB 1997 wel.
Het Hof oordeelde dat het wat de aanslag IB 1997 betreft geen taak had omdat de inspecteur deze na bezwaar al op nihil had vastgesteld, maar droeg de inspecteur op om alsnog een nieuwe verliesbeschikking te nemen. Daartegen ging de Staatssecretaris in cassatie. Hij vindt dat in deze situatie geen nieuwe
verliesbeschikking hoeft te worden vastgesteld en bovendien zou het Hof buiten de rechtsstrijd zijn getreden.
Voor wat betreft het eerste punt geeft de Hoge Raad de Staatssecretaris geen gelijk. Een verrekening van verlies kan niet door middel van navordering ongedaan worden gemaakt. Volgens het systeem van de Wet IB 1964 is de inspecteur verplicht om een eenmaal vastgestelde verliesbeschikking door middel van een nieuwe beschikking te herzien. Gebeurt dat niet, dan blijft het oorspronkelijk vastgestelde verlies voor verrekening vatbaar.
Voor wat betreft het tweede punt krijgt de Staatssecretaris gelijk van de Hoge Raad. Het reclamebureau had namelijk niet verzocht om een nieuwe verliesbeschikking. Door dit wel van de inspecteur te eisen is het Hof buiten de rechtsstrijd getreden. Wel vindt de Hoge Raad dat het Hof het beroep tegen de navorderingsaanslag 1997 had moeten beschouwen als in ieder geval mede te zijn gericht tegen de navorderingsaanslag 1994. De zaak is verwezen. Het verwijzingshof moet ook uitzoeken of het reclamebureau recht heeft op een proceskostenvergoeding.

Metadata

Rubriek(en)
Vennootschapsbelasting
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
1997
Instantie
HR
Datum instantie
1 april 2005
Rolnummer
40.321
ECLI
ECLI:NL:HR:2005:AR6000
ECLI:NL:PHR:2005:AR6000
bwbr0002672&artikel=20b&lid=3,bwbr0011353&artikel=3.151&lid=4

Naar de bovenkant van de pagina