Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

In 2000 had een inwoner van België 83.400 euro Nederlands dividend genoten waarop 25% dividendbelasting (DB) was ingehouden. Op 5 februari 2003 had hij met een formulier IB 92 BEL een verzoek ingediend om teruggave van 10% DB ( 8.340 euro). Alhoewel Nederland van Belgische inwoners volgens het toenmalige Verdrag met België slechts 15% DB mocht heffen was de verzochte teruggaaf geweigerd omdat die volgens het bij het verdrag behorende protocol binnen twee jaar moet worden aangevraagd. Het beroep op zijn gezondheidsproblemen had de Nederlandse fiscus niet vermurwd en ook in beroep (waar hij ter zitting ontbrak) kreeg hij ongelijk. A-G Wattel oordeelde op 6 september 2005 dat het cassatieberoep voor zover dat betrekking heeft op de gang van zaken met betrekking tot het Verdrag geen doel treft. Hij ging ambtshalve echter in op de vraag of met de tot de 2 jaar beperkte teruggaaftermijn het EG-recht niet is geschonden. In de binnenlandse situatie geldt voor niet aan vennootschapsbelasting onderworpen lichamen en voor beleggingsinstellingen een teruggaaftermijn van 3 jaar. Voor natuurlijke personen is de zaak gecompliceerder. De DB wordt verrekend bij de aanslagregeling en daarbij kunnen veel langere termijnen dan 2 jaar in aanmerking komen. Indien geen aanslag IB in het vizier komt kan door middel van een T-biljet teruggaaf van dividendbelasting worden bereikt. Daarvoor geldt een termijn van 3 jaar. Ook artikel 15 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) kent een 3-jaarstermijn, terwijl die voor ambtshalve restituties zelfs 5 jaar bedraagt. Met enig voorbehoud bepleitte de A-G wegens schending van het EG-recht tot cassatie en restitutie van het gevraagde bedrag. De Staatssecretaris van Financiën heeft bij brief van 22 september 2005 op de conclusie gereageerd. Daarin deelde hij mee dat besloten was de inwoner van België tegemoet te komen en hem de gemaakte kosten voor griffierecht en eventuele proceskosten te vergoeden. Ook kondigde hij een Besluit aan waarin de termijn voor het doen van een verzoek om teruggaaf van dividendbelasting zou worden aangepast. Gelet op deze tegemoetkoming van de Staatssecretaris verklaart de Hoge Raad het cassatieberoep van de inwoner ongegrond omdat hij geen belang meer heeft bij een uitspraak.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2003
Instantie
HR
Datum instantie
8 september 2006
Rolnummer
41.568
ECLI
ECLI:NL:HR:2006:AU4755
ECLI:NL:PHR:2006:AU4755

Naar de bovenkant van de pagina