Direct naar content gaan

Samenvatting

In een aangifte 1999 is een verlies uit aanmerkelijk belang opgenomen van fl. 70.284. Een medewerker op de administratie van de inspecteur heeft bij het opleggen van zowel de voorlopige als de definitieve aanslag het AB-verlies onjuist verwerkt door de verschuldigde belasting te verminderen met het volledige bedrag van fl. 70.284 in plaats van 25 procent van dat bedrag zoals is voorgeschreven in artikel 20a, lid 2 juncto artikel 60 Wet IB 1964. Na ontdekking van de onjuiste verwerking heeft de inspecteur een navorderingsaanslag opgelegd en het te verrekenen bedrag vastgesteld op fl. 17.571. Anders dan de inspecteur oordeelde het Hof dat geen sprake was van een vergissing die met een schrijf- of typefout moet worden gelijkgesteld. De primitieve aanslag was tot een onjuist bedrag opgelegd omdat de desbetreffende administratieve medewerker niet geheel thuis was op het vakgebied van de IB en een onduidelijke instructie onjuist had toegepast. De onjuiste aanslag was volgens het Hof het gevolg van een onjuist inzicht van de inspecteur in het recht. Daarom was er in dat geval geen sprake van een nieuw feit dat navordering rechtvaardigt. Tegen die uitspraak is de Staatssecretaris tevergeefs in cassatie gegaan. Hij had betoogd dat bij de gemaakte fout geen sprake was geweest van de vaststelling van de aanslag door de inspecteur maar slechts van administratieve handelingen die daaraan voorafgaan. Het overbrengen door de administratieve ambtenaar van de gegevens uit de aangifte in het geautomatiseerde systeem staat volgens de bewindsman los van de aanslagregeling als zodanig. Dat betoog verwerpt de Hoge Raad. Handelingen waarbij gegevens uit de aangifte in het geautomatiseerde systeem worden ingevoerd, maken deel uit van het proces dat tot vaststelling van de aanslag leidt. Ook bij deze handelingen gemaakte fouten zijn van belang bij de beoordeling of de aanslag onjuist is vastgesteld als gevolg van een verwijtbaar onjuist inzicht van de inspecteur in de feiten of in het recht. Ook volgt de Hoge Raad de redenering van het Hof waardoor het handelingen van een onervaren administratieve medewerker tot een onjuist inzicht van de inspecteur heeft gerekend. Het cassatieberoep is ongegrond

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
1999
Instantie
HR
Datum instantie
25 februari 2005
Rolnummer
40.456
ECLI
ECLI:NL:HR:2005:AS7932
bwbr0002320&artikel=16&lid=1,bwbr0011353&artikel=4.53&lid=3

Naar de bovenkant van de pagina