Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

In 1986 is aan een dochtermaatschappij van een BV door het Productschap voor Vee en Vlees een boete opgelegd van fl. 1.691.980. Zij gaat daartegen in beroep en passiveert die boete niet. Voor die boete geeft een bank een garantie aan het Productschap af van fl. 200.000. Daartegenover stelt de moeder zich voor hetzelfde bedrag garant tegenover de bank. In de loop van de jaren 1984 tot en met 1987 beëindigt de dochter haar bedrijfsactiviteiten en keert de vrijgekomen geldmiddelen als dividend aan de BV uit. In 1989 wordt de dochter in een fiscale eenheid met de moeder opgenomen. Op 18 juni 1993 verwerpt het College van Beroep voor het bedrijfsleven het beroep van de dochter. De eenheid brengt vervolgens de gehele boete van fl. 1.691.980 ten laste van haar fiscale winst over 1993 en compenseert haar verlies door terugwenteling grotendeels met de winst van de BV over 1989 ad fl. 1.018.812. Bij akte van 30 september 1993 heeft de BV de aandelen van de dochter echter voor fl. 1 aan een zustermaatschappij van de BV overgedragen . De dochter bezit dan fl. 44.000 dat zij aan het Productschap betaalt en de moeder betaalt het fl. 156.000. Het Productschap berust daar kennelijk in. Als de inspecteur de gang van zaken overziet vordert hij de via verliescompensatie teruggeven Vpb over 1989 na. Dat vindt ook de Hoge Raad juist. Kort gezegd acht hij de BV met haar aangifte 1993 te kwader trouw. Een nieuw feit heeft de inspecteur niet nodig. .

Metadata

Rubriek(en)
Vennootschapsbelasting
Instantie
HR
Datum instantie
20 december 2002
Rolnummer
37.722
ECLI
ECLI:NL:HR:2002:AF2262

Naar de bovenkant van de pagina