Direct naar content gaan

Samenvatting

Een BV is bij beschikking van 26 november 1998 aangemerkt als een in Nederland gevestigde rechtspersoon die hoofdzakelijk de instandhouding van monumenten in de zin van de Monumentenwet ten doel heeft. In de begeleidende brief was opgemerkt dat naar het oordeel van de staatssecretaris van Financiën de vrijstelling van artikel 15, lid 1, onderdeel p van de Wet op belastingen van rechtsverkeer (Wet BRV) niet van toepassing is op de verkrijging van aandelen in een vennootschap die eigenaar is van een monument. Op 30 november 1998 had de BV het gehele aandelenkapitaal verworven van een vennootschap die in de zin van artikel 32, lid 2 Wet BRV beoogt het exploiteren van een onroerende zaak, die ingeschreven staat als monument. In haar aangifte had de BV een beroep op de monumentenvrijstelling gedaan, maar in 2002 ging de inspecteur tot naheffing over. Het Hof bevestigde het standpunt van de inspecteur. Tegen dit oordeel stelde de BV cassatieberoep in. Met succes, want in een uitvoerige beschouwing komt de Hoge Raad tot de conclusie dat in dit geval de monumentenvrijstelling wel degelijk van toepassing is. Het cassatieberoep van de BV wordt gegrond verklaard. Conform conclusie A-G Niessen.

Metadata

Rubriek(en)
Schenk- en erfbelasting
Belastingen van rechtsverkeer
Belastingtijdvak
1998
Instantie
HR
Datum instantie
23 februari 2007
Rolnummer
41.591
ECLI
ECLI:NL:HR:2007:AU8559
ECLI:NL:PHR:2007:AU8559
bwbr0001939&artikel=9a,bwbr0002740&artikel=10

Naar de bovenkant van de pagina