Direct naar content gaan

Samenvatting

In België is de btw-vrijstelling voor medische en paramedische diensten afhankelijk (gemaakt) van de uitoefening van die diensten door beoefenaars van in België bij wet erkende en gereglementeerde medische en paramedische beroepen. De diensten van chiropractors en osteopaten die zijn aangesloten bij een beroepsvereniging van chiropractors of osteopaten en aan de door die vereniging gestelde eisen beantwoorden, zijn niet vrijgesteld.

Voor wat betreft genees- en hulpmiddelen maakt de Belgische btw-wet qua tarief voorts een onderscheid indien deze worden verstrekt naar aanleiding van een ingreep of een behandeling met een therapeutisch karakter (laag tarief), dan wel indien deze worden verstrekt naar aanleiding van een ingreep of een behandeling met een louter esthetisch karakter (normaal tarief).

Het Belgische Grondwettelijk Hof heeft aan het HvJ de prejudiciële vraag voorgelegd of artikel 132 Zesde Richtlijn de hiervoor genoemde verschillende fiscale behandelingen toestaat.

Voorts is aan het HvJ gevraagd of het is toegestaan de nationale wettelijke bepalingen tijdelijk te handhaven teneinde de wetgever in staat te stellen ze in overeenstemming te brengen met het EU-recht, indien het HvJ oordeelt dat deze in strijd zijn met het EU-recht.

Het HvJ heeft het volgende voor recht verklaard:

  1. Artikel 132, lid 1, onderdeel c, Btw-richtlijn moet aldus worden uitgelegd dat de toepassing van de daarin verleende vrijstelling niet is voorbehouden aan de diensten die worden verricht door beoefenaars van een door de wetgeving van de betrokken lidstaat gereglementeerd medisch of paramedisch beroep.
  2. Artikel 98 Btw-richtlijn, gelezen in samenhang met bijlage III, punt 3 en 4, bij deze richtlijn, moet aldus worden uitgelegd dat het zich niet verzet tegen een nationale regeling die een verschil in behandeling maakt tussen geneesmiddelen en medische hulpmiddelen die worden verstrekt naar aanleiding van een ingreep of behandeling met een therapeutisch karakter enerzijds en geneesmiddelen en medische hulpmiddelen die worden verstrekt naar aanleiding van een ingreep of behandeling met een louter esthetisch karakter anderzijds.
  3. In omstandigheden als in het hoofdgeding kan een nationale rechterlijke instantie niet een nationale bepaling toepassen op grond waarvan zij bepaalde gevolgen van een vernietigde handeling in stand kan laten om de werking van nationale bepalingen die zij onverenigbaar met de Btw-richtlijn heeft verklaard, tijdelijk te handhaven totdat zij in overeenstemming met deze richtlijn zijn gebracht, teneinde het risico van rechtsonzekerheid als gevolg van de terugwerkende kracht van deze vernietiging te beperken en voorts te voorkomen dat een nationale regeling toepassing vindt die voorafgaat aan die bepalingen en onverenigbaar is met die richtlijn.
Trauma

Bij het lezen van de eerste vraag in deze zaak zal menig Nederlands fiscalist geteisterd worden door flashbacks van de langdurige campagnes die hier te lande zijn gevoerd over de reikwijdte van de vrijstelling voor medische beroepsbeoefenaars. In 2006 leidde het arrest Solleveld ertoe dat heel (para(normaal))medisch Nederland aan het discussiëren en procederen sloeg over het al dan niet kwalitatief gelijkwaardig zijn van de door verschillende beroepsbeoefenaars aangeboden geneeskundige zorg. België lijkt nu, dertien jaar later, hetzelfde lot beschoren. In de veertien overwegingen over de eerste vraag verwijst het HvJ liefst acht keer naar het arrest Solleveld. Voor Nederland heeft dit deel van het arrest dan ook weinig nieuws te bieden.

Hetzelfde geldt overigens voor het slot van het arrest, waarin het HvJ zijn vaste jurisprudentie herhaalt dat aan zijn arresten slechts onder zeer specifieke omstandigheden terugwerkende kracht kan worden ontzegd. Het is de nationale rechter in het kader van de loyale samenwerking niet toegestaan om die strakke handhaving van het Unierecht teniet te doen door middel van een nationaalrechtelijke, procedurele mogelijkheid tot instandhouding van regelgeving die Unierechtelijk niet door de beugel kan. Dat lijkt ook logisch: het zou voor de lidstaten anders wel erg gemakkelijk worden om de rechtsorde van de Unie op afstand te houden.

Metadata

Rubriek(en)
Omzetbelasting
Belastingtijdvak
2017
Instantie
HvJ
Datum instantie
26 juni 2019
Rolnummer
C-597/17
ECLI
ECLI:EU:C:2019:544
Auteur(s)
Barry Willemsen
Belastingdienst
NLF-nummer
NLF 2019/1503
Aflevering
4 juli 2019
Judoreg
NFB2570
celex32006l0112&artikel=98,celex32006l0112&artikel=132

Naar de bovenkant van de pagina