Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

Een belastingplichtige kreeg een aanslag successierecht opgelegd van fl. 150.867. Daartegen maakte hij bezwaar. De inspecteur deed echter geen uitspraak. Toen de belastingplichtige een aanmaning ontving diende hij op basis van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) een verzoek in om nadere informatie over de opgelegde aanslag. Ook daarop werd niet gereageerd en dat leidde er toe dat de belastingplichtige beroep instelde bij het Hof wegens het niet tijdig nemen van een besluit door de inspecteur (fictieve weigering). Het Hof verklaarde zich onbevoegd met als argument dat de belastingrechter niet bevoegd is kennis te nemen van een beroep tegen een (fictieve) weigering in het kader van de Wob.
In cassatie voert de belastingplichtige aan dat het Hof zich niet onbevoegd had moeten verklaren. Het Hof was volgens hem op basis van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) verplicht het beroepschrift door te zenden naar de wel bevoegde administratieve rechter.
De Hoge Raad stelt vast dat de inspecteur op het moment dat het beroep door het Hof werd behandeld, aan het bezwaarschrift van de belastingplichtige tegemoet was gekomen. Omdat het beroep daarom niet meer tot een voor de belastingplichtige gunstiger resultaat kom leiden, had het Hof het beroep niet-ontvankelijk moeten verklaren. De Hoge Raad doet de zaak vervolgens zelf af en verklaart het beroep alsnog niet-ontvankelijk.

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
1998
Instantie
HR
Datum instantie
8 april 2005
Rolnummer
40.149
ECLI
ECLI:NL:HR:2005:AT3411

Naar de bovenkant van de pagina